Herhaling Grammatik hoofdstuk 3 & 5 - havo 3

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Planung

1. Toetsweek

2. Wiederholung Grammatik Kapitel 3 & 5 

Ziele 

1. Je kunt de werkwoorden können, mögen, müssen, dürfen, wollen en wissen in de verleden tijd gebruiken 

2. Je kunt de sterke werkwoorden met een a in de stam in de tegenwoordige tijd gebruiken

3. Je kunt de sterke werkwoorden met een e in de stam in de tegenwoordige tijd gebruiken 

Toetsweek 

https://csvvg.itslearning.com/ContentArea/ContentArea.aspx?LocationID=15750&LocationType=1

Wiederholung Grammatik Kapitel 3 & 5 

Hoofdstuk 3:
- De modale werkwoorden in de verleden tijd

Hoofdstuk 5:
- Sterke werkwoorden met een a of een e in de stam

Ich kann Deutsch sprechen.

Der Hund darf hier reingehen.

Paul will zu Lisa gehen.

Die Schüler wissen die Antwort.

Pia muss dringend zur Toilette.

Waar moet je opletten bij het vervoegen van de Modalverben im Präteritum?

De uitgangen in de verleden tijd.

ich stam + te

du stam + test

er/sie/es stam + te

wir stam + ten

ihr stam + tet

sie/Sie stam + ten

Jetzt du!

Übung macht den Meister.

(oefening baart kunst)

Wir (wollen, vt) ……… dich nicht stören.

Er (müssen, vt) …….. zeitig aufstehen.

Ihr (können, vt) …… es nicht sehen.

Sterke werkwoorden in het Duits

Sterke werkwoorden met een

-a- of een -e- in de stam

Hoe herkennen wij een sterk werkwoord in het Nederlands ?

Sterke werkwoorden

met een -a- in de stam 

wordt in de t.t

bij du/ er,sie, es 

ä

Starke Verben mit a

Welke regel kun je hieruit afleiden?

fahre

fährst

fährt

fahren

fahrt

fahren

ich

du

er/sie/es 

wir

ihr

sie/Sie

falle

fällst

fällt

fallen

fallt

fallen

schlafe

schläfst

schläft

schlafen

schlaft

schlafen

Welche Kleidung ..........(tragen) du am liebsten ?

......... (schlafen) ihr jetzt noch nicht ?

Sterke werkwoorden met -e- in de stam

Een -e- in de stam verandert in

een -i- of -ie-

bij du/ er,sie,es

Wanneer verandert een -e- in een -i- ?

Wordt de -e- uitgesproken als een korte -e- (zoals in "merken" en "werken" ) wordt het een -i-

Wanneer verandert een -e- in een -ie- ?

Wordt de -e- uitgesproken als een lange -e- ( zoals in "meer" en "weer") wordt het -ie-

In Deutschland ... man samstags gern sein Auto.

1. wascht
2. wäscht
3. wäschst
4. waschst

In vielen kleinen Dörfern ... einmal wöchtentlich ein Bäckerwagen.

1. fahrt
2. fährt
3. fährst
4. fahrst

Die meisten Deutschen ... gern im Sommer in Urlaub.

1. fahren
2. fahrt
3. fährt
4. fähren

fahren - Heute ... Herr Langemann schon um 6 Uhr in die Firma.

(an)fangen - er ........... mit seiner Arbeit an.

(sprechen)
......... du Deutsch?

1. sprechst
2. sprichst
3. sprecht
4. spricht

(sehen)
Es ........ gut aus.

1. sehst
2. sieht
3. siehst
4. sihst

(helfen)
....... du mir ein passendes Studium zu wählen?

1. helfst
2. hilft
3. hilfst
4. helft

(lesen)
Was ....... er gerade?

1. lest
2. lese
3. lesen
4. liest

(besprechen)
Wir ......... die Vor- und Nachteile.

1. besprechen
2. bespreche
3. besprecht
4. besprichen