H5 Grammatica - voegwoorden

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Herhaling samengestelde zinnen
- Uitleg voegwoorden (vervolg op samengestelde zinnen)
- Oefenopdracht
- Zelfstandig aan de slag

Slide 3 - Slide

Wat weten we nog van samengestelde zinnen?

Slide 4 - Mind map

Hoeveel persoonsvormen zitten er in een samengestelde zin?
A
1
B
2

Slide 5 - Quiz

Uit welke twee soorten zinnen kan een samengestelde zin bestaan?

Slide 6 - Mind map

THEORIE 
Voegwoorden 

Slide 7 - Slide

Leerdoelen
  • Je kent het verschil tussen een nevenschikkend voegwoord en een onderschikkend voegwoord.
  • Je herkent hoofdzinnen en bijzinnen.
  • Je (her)kent verschillende soorten bijzinnen

Slide 8 - Slide

Voegwoorden -  nevenschikkend en onderschikkend
Voegwoorden verbinden woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar.
Twee soorten:

Nevenschikkend (ns)
Onderschikkend (os)

Slide 9 - Slide

Nevenschikkend voegwoord
Voorbeelden van ns voegwoorden: dus, en, maar, of, want

nevenschikkende voegwoorden verbinden:
  1. twee hoofdzinnen (Ik ging naar de bakker en ik kocht een brood)
  2. twee bijzinnen van hetzelfde niveau (Ik zorg ervoor dat ik gezond eet en dat ik voldoende lichaamsbeweging heb)
  3. twee woorden of woordgroepen (groot of klein ) (de grote man en het kleine kind)

Slide 10 - Slide

Onderschikkend voegwoord
Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden: dat, toen, aangezien, als, doordat, hoewel, mits, nadat, voordat, of, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, zodat, zodra.

onderschikkende voegwoorden verbinden:
  1. een hoofdzin en een bijzin
  2. een bijzin en een hoofdzin

Slide 11 - Slide

Oefenen met voorbeelden
1.  Lars kan goed koken, maar zijn zus Jiska bakt er niets van.
2. Toen het vliegtuig de lucht in ging, was ik wel even bang
3. Terwijl wij aan het wachten waren, kreeg ik een wat te eten
4. Ik ben groot en ik ben sterk
5. Wij gaan op schoolreisje als we ons goed gedragen
6. Thuis moet het glas op een viltje staan, omdat er anders kringen op tafel komen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Huiswerk
H5 grammatica - voegwoord.

Maak opdracht 1, 2, 2, 3, 4, 4, 5, 9.

Slide 14 - Slide