les 12 - herhaling

Plattegrond
1 / 42
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Plattegrond

Slide 1 - Slide

Welkom
Wat moet je pakken?

Laptop
Rekenmachine

Boek deel 2 (blz. 194)





'Startopdracht' 



Slide 2 - Slide

Welkom
Wat gaan we vandaag doen?
             
D-toets maken online of in je boek
LessonUp



Slide 3 - Slide

D-toets
Online

In je boek (blz. 194)



Ondertussen kun je vragen stellen.

Slide 4 - Slide

timer
30:00

Slide 5 - Slide

Wat is het stijggetal in onderstaande formule?
afstand = 5 + 12 x aantal kilometer

Slide 6 - Open question

Wat is het begingetal in onderstaande formule?
kosten = 8 + 4,5 x aantal personen

Slide 7 - Open question


A
regelmatige toename
B
regelmatige afname
C
geen regelmaat

Slide 8 - Quiz

Wat is de regelmaat?

Slide 9 - Open question


A
regelmatige toename
B
regelmatige afname
C
geen regelmaat

Slide 10 - Quiz


A
regelmatige toename
B
regelmatige afname
C
geen regelmaat

Slide 11 - Quiz

Welke formule hoort bij deze tabel?

Slide 12 - Open question

Kosten in € = 2,50 + 0,25 x aantal foto's.
Het begingetal is:
A
2,50
B
0,25
C
Kosten in €
D
aantal foto's

Slide 13 - Quiz

Kosten in € = 2,50 + 0,25 x aantal foto's.
Het stijggetal is:
A
2,50
B
0,25
C
Kosten in €
D
aantal foto's

Slide 14 - Quiz

Kosten in € = 2,50 + 0,25 x aantal foto's.
De variabele:
A
2,50
B
0,25
C
Kosten in €
D
aantal foto's

Slide 15 - Quiz

Huurprijs in € = 18 + 4t.
Het begingetal is:
A
18
B
4
C
Huurprijs in €
D
t

Slide 16 - Quiz

Huurprijs in € = 18 + 4t.
Het stijggetal is:
A
18
B
4
C
Huurprijs in €
D
t

Slide 17 - Quiz

Huurprijs in € = 18 + 4t.
De variabele:
A
18
B
4
C
Huurprijs in €
D
t

Slide 18 - Quiz

van grafiek naar formule
Variabele verticale as
=
begingetal
+ of -
stijg- of daalgetal
Variabele horizontale as

Slide 19 - Drag question

van tabel naar formule
Variabele onder
=
getal onder de 0
+ of -
stijg- of daalgetal
Variabele boven

Slide 20 - Drag question

In Arjan zijn aquarium zit 240 liter water.
Elke week verdampt er 1,5 liter water.
Met welke formule kun je het overgebleven hoeveelheid water berekenen?
A
Hoeveelheid water = 240w - 1,5
B
Hoeveelheid water = 1,5w
C
Hoeveelheid water = 1,5w - 240
D
Hoeveelheid water = 240 - 1,5w

Slide 21 - Quiz

Het huren van een busje kost €30,00 per dag. Welke formule hoort hierbij?
A
Totale kosten = 30 : d
B
Totale kosten = 30 + d
C
Totale kosten = 30d
D
Totale kosten = 30 - d

Slide 22 - Quiz

Anouk is aan het sparen voor een nieuwe smartphone. Ze heeft al €40,00 in haar spaarpot. Met babysitten verdiend ze elke week €15,00. Bij dit verhaal hoort de volgende formule:
Spaargeld = 40 + 15 x aantal weken
Hoeveel spaargeld heeft Anouk over 7 weken?
A
€ 55,00
B
€ 145,00
C
€ 385,00
D
Ik heb geen idee

Slide 23 - Quiz

verdiensten in € = 7 + 3q
Wat zijn de verdiensten in €, als q = 2
A
39
B
20
C
13
D
6

Slide 24 - Quiz

Hoeveel punten moet je in een assenstelsel tekenen om een lineaire grafiek te maken?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 25 - Quiz

Bij een lineair verband kun je altijd een grafiek tekenen. De grafiek heeft altijd ........
A
een kromme lijn
B
een rechte lijn

Slide 26 - Quiz

Wat zijn de variabele van de volgende formule:
Kosten in € = 2 + 0,75a
A
2 en 0,75
B
kosten in €
C
a
D
kosten in € en a

Slide 27 - Quiz

Het begingetal kun je vinden, doordat de grafiek snijdt met horizontale as
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Omrekenen:
3000 cm = ? hm
A
0,3 hm
B
0,03 hm
C
0,003 hm
D
3 hm

Slide 29 - Quiz

Omrekenen:
7000 m = ? km
A
70 km
B
7 km
C
0,7 km
D
700 km

Slide 30 - Quiz

Lengtematen omrekenen
5 mm = ..... cm
A
0,5 cm
B
50 cm
C
500 cm
D
5000 cm

Slide 31 - Quiz

Pauline heeft een schilderij. Het schilderij is 45 cm lang en 30 cm breed. Pauline wil een lijst maken voor het schilderij. Hoeveel meter lijst heeft Pauline nodig? Denk aan je berekening.

Slide 32 - Open question

Bereken de omtrek van dit zwembad en geef je antwoord in dam.

Slide 33 - Open question

3 km² = ... dam²
A
30 dam²
B
0,3 dam²
C
300 dam²
D
30000 dam²

Slide 34 - Quiz

0,6 dm² = ... mm²
A
60 mm²
B
6 mm²
C
6000 mm²
D
600 mm²

Slide 35 - Quiz

0,07 are = ... m²
A
7 m²
B
0,7 m²
C
70 m²
D
0,007 m²

Slide 36 - Quiz

14 km² = ... ha
A
1,4 ha
B
0,14 ha
C
140 ha
D
1400 ha

Slide 37 - Quiz

Vul het rijtje in. Druk tussen ieder antwoord op enter. Zet er geen eenheden bij!

4 m = ... cm
13,3 km = ... dm
87 000 mm = ... hm

Slide 38 - Open question

Vul het rijtje in. Druk tussen ieder antwoord op enter. Zet er geen eenheden bij!

0,45 km² = ... m²
150000 dm² = ... ha
63000 mm² = ... dm²

Slide 39 - Open question

3,2 km² + 800 ha = ... km²
Zet er geen eenheid bij!

Slide 40 - Open question

In de tuin hiernaast is een bloemperk aangelegd. De rest is betegeld.
Bereken de oppervlakte van de hele tuin.
Denk aan je berekening.

Slide 41 - Open question

Wat vond je van deze oefentoets?

Slide 42 - Mind map