1. Bloed les 2

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 4

Bloed

Leerdoelen

1. Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.

Bloed = transport

voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen, wamte

Samenstelling

• Bloedcellen:
  - Rode bloedcellen
  - Witte bloedcellen
  - Bloedplaatjes
• Bloedplasma (=serum)
  - Plasma-eiwitten
  - Water
  - Opgeloste stoffen  (voedingsstoffen en afvalstoffen)

Bloedcellen

• Rode bloedcellen - vervoeren zuurstof
• Witte bloedcellen - belangrijk bij de afweer
• Bloedplaatjes - bloedstolling 

Witte bloedcellen

• Bestrijden ziekteverwekkers
• Witte bloedcellen type 1: Eten de ziekteverwekkers op
• Witte bloedcellen type 2: Maken afweerstoffen (antistoffen)
• ENIGE BLOEDCEL MET EEN KERN !!

Witte bloedcellen

• 
  

Rode bloedcellen

Functie:  vervoert zuurstof!!

Let op: geen KERN!!

Bloedplaatjes

Functie: 

zorgt voor bloedstolling

vorm: 

geen vaste vorm

kern?

geen celkern

Bloedstolling

Wondje => bloedplaatje breekt open  => fibrinogeen vormt fibrinedraden.

Fibrinedraden vormen een web => rode bloedcellen komen hierin => korstje.

Nu kan de huid zich herstellen

0

welke bloedcel bevat geen celkern

1. witte bloedcel
2. rode bloedcel
3. bloedplaatje
4. iedere cel bevat een celkern

Wat is waar over het bloed?

1. Het bloed vervoert voedingsstoffen.
2. Het bloed vervoert afvalstoffen.
3. Het bloed vervoert zuurstof.
4. A,B en C zijn waar.

Hoe heet de bloedcel bij 4 (enkelvoud)

Hoe heet de bloedcel bij 1
(enkelvoud)

Bloedplasma

Bloedcellen

water

Rode bloedcel

Witte bloedcel

Glucose

Warmte

Bloedplaatje

Afvalstoffen

voedingsstoffen

Sommige soorten slangengif kunnen stolling van bloed in de bloedvaten veroorzaken. Welke bloeddeeltjes hebben te maken met bloedstolling?

1. Witte bloedcellen
2. rode bloedcellen
3. bloedplaatjes

Er zijn mensen die extra vitaminen slikken om een betere afweer tegen ziekteverwekkers te krijgen. Welke bloeddeeltjes hebben te maken met afweer?

1. Witte bloedcellen
2. rode bloedcellen
3. bloedplaatjes

Wat nu?

Verder met opdracht 1 t/m 8

Klassikaal bespreken