HVV2A week 50 Lesen üben

Liebe Leute, das Programm für heute
Leesstrategieën
Wörterbuch D-N
Lesen üben
1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Liebe Leute, das Programm für heute
Leesstrategieën
Wörterbuch D-N
Lesen üben

Slide 1 - Slide

LERNZIELE
Ik weet hoe ik een Duitse leestekst kan begrijpen
Ik weet hoe een woordenboek D-N werkt 
Ik weet hoe ik daarvoor kan oefenen
Ik weet hoe ik beter multiple-choice vragen kan beantwoorden

Slide 2 - Slide

Leesstrategieën
Wat is een leesstrategie? = hoe je een tekst leest.

- oriënterend lezen 
   = voorspellen
- globaal lezen
  = scannen/skimmen
- zoekend lezen
  = informatie vinden
- intensief lezen

Slide 3 - Slide

Wörterbuch

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Moet je alles opzoeken?
Je hoeft niet altijd direct een woord op te zoeken:
- Soms kun je het woord 'herkennen', bijvoorbeeld aan: de klank of omdat het op een Nederlands woord lijkt
- Soms kun je de betekenis van een woord uit de context halen: Zwei Jungen aus Berlin konnten ihr Haus nicht mehr finden, sie hatten sich verirrt.



Slide 8 - Slide

Wie functioniert das Wörterbuch?
1. Alfabet
2. Werkwoordsvormen
3. Meervoudsvormen
4. Samengestelde woorden 
5. Meerdere betekenissen



Slide 9 - Slide

Das Wörterbuch: werkwoorden
Het woordenboek laat nooit vervoegingen van werkwoorden zien!
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling en vorm van een werkwoord?
  • Je zoekt het hele werkwoord op in het woordenboek en past dan de werkwoordregels toe. (esttenten-regel en voltooid deelwoordregels)
  • Voorbeeld 'hij loopt': In het woordenboek vind je het hele werkwoord 'lopen' (= 'laufen').

Slide 10 - Slide

Das Wörterbuch: zelfstandig naamwoorden
In het woordenboek staan géén meervoudsvormen. Je zoekt dus altijd naar een woord in het enkelvoud! 

bv: Väter zoek je bij Vater
      Menschen zoek je bij Mensch

Slide 11 - Slide

Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
Daarnaast geeft het woordenboek ook andere informatie:
- geslacht (der, die, das / m, v, o)
- meervoudsvorm 




Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Das Wörterbuch: samengestelde woorden
De meesten samengestelde woorden staan niet in het woordenboek.
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling van een woord?
  • Haal 't woord uitelkaar en zoek de losse woorden op
  • Haustür -> Haus + Tür = huisdeur of voordeur
  • Hundenrasse -> Hund + Rasse = hondenras (soort hond)

Slide 14 - Slide

Das Wörterbuch: meerdere betekenissen 

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen: 

gebruik niet de eerste betekenis die in het woordenboek staat, 
maar kijk of het past in de zin/context!

Slide 15 - Slide

Hoe zoek je Großstädte op in het woordenboek?
A
Großstädte
B
Groß en Städte
C
Groß en Stadt
D
Groß en Stad

Slide 16 - Quiz

Hoe zoek je Entwicklungsländer op in het woordenboek
A
Entwicklungs Länder
B
Entwicklung en Land
C
Entwicklungsländer

Slide 17 - Quiz

Welk woord komt eerder?
A
sohlen
B
Sohlenbreite
C
söhlig
D
Sohlleder

Slide 18 - Quiz

Welk woord komt eerder?
A
Total
B
Tonne
C
Totenehrung
D
Töpf

Slide 19 - Quiz

Welk woord komt eerder?
A
Vollos
B
Vollkraft
C
Vollstufe
D
Vollhuf

Slide 20 - Quiz

Uit welke twee woorden bestaan het volgende samengestelde zelfstandig naamwoord: Polizeipraktikum

Slide 21 - Open question

Pak het woordenboek en zoek de eerste betekenis van dit woord op:
Einflüsse

Slide 22 - Open question

Pak het woordenboek en zoek de eerste betekenis van dit woord op:
Gegenstand

Slide 23 - Open question

Lesen üben: HV-Buch, Seite 74-75
Mode aus kaputten Klamotten                                           DENKEN - DELEN - UITWISSELEN
Skimm/Scan de tekst: 
- Titel, plaatjes, tussenkopjes
- Wat is het thema van de tekst?

belangrijke woorden:
Aussage = uitspraak
Absatz = alinea
stimmt überein: komt overeen
Lücke = gat
timer
10:00

Slide 24 - Slide

HAUSAUFGABEN 
Week 45 "geplande taak

HV-BOEK  MAKEN                        VWO-BOEK MAKEN
Aufgabe 14 t/m 18                        Aufgabe 16c t/m 20

HV-BOEK LEREN:                          VWO-BOEK LEREN
Lernliste N-D helemaal              Lernliste N-D helemaal
Lernliste D-N A-Sehen               Lernliste D-N A-Sehen
Lernliste D-N C-Hören                Lernliste D-N C-Hören
Lernliste D-N D-Lesen                Lernliste D-N D-Lesen

Slide 25 - Slide

Auf Wiedersehen!

Slide 26 - Slide

Hören üben
HV: Buch Seite 36-37
VWO: Arbeitsblatt
K7 Aufgabe 12b

Slide 27 - Slide

Luistertoetsje
HVV 1e Luisterfragment NA K6
HVV 2e Luisterfragment NA K6

Slide 28 - Slide

Auf Wiedersehen!

Slide 29 - Slide

Tipps zum Hören

Slide 30 - Slide

Luisterstrategieën
  • Eerst de vraag lezen en daarna luisteren. Dat helpt je bij het raden van de woorden die je niet kent. Minder kans op fouten. 

  • Blijf tijdens het luisteren regelmatig naar de vragen kijken. 

Slide 31 - Slide

Luisterstrategieën
  • Er zit geen systeem in de antwoorden. Antwoorden staan op alfabetische volgorde. 5x het antwoord B achter elkaar is dus mogelijk!
  • Blijf bij je eerste antwoord. De eerste ingeving is vaak de beste.
  • Ga uit van wat je wel weet. Raak niet in paniek als je een woord niet kent. Je hoeft niet alle woorden te kennen. Het gaat om het juiste antwoord geven. 

Slide 32 - Slide

Kapitel 7
Anfang: 
Seite 28-29

  • Thema Wohnen
  • Grammatik: persoonlijk voornaamwoord in 4e naamval





Slide 33 - Slide

A SEHEN: Seite 30 Aufgabe 1
Wohnen in der Mühle

1a: Manche Menschen wohnen in besonderen Häusern. 
       Welche Beispiele dafür kennst du? 

1b: Sieh dir den Film an. Kreise beim Sehen die richtige Aussage ein.

Slide 34 - Slide

Auf Wiedersehen

Slide 35 - Slide

ik 
jullie
zij
het
wij
hij
ich
ihr
sie
es
wir
er

Slide 36 - Drag question

Het bepaald en onbepaald lidwoord
der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het (bepaald) een (onbepaald)
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig
De (bepaalde) lidwoorden in het Nederlands de en het (bepaald)
worden in het Duits:    der - die - das

GESLACHT!
der        = na een mannelijk zelfstandig naamwoord (vaak "de")
die         = na een vrouwelijk zelfstandig naamwoord (vaak "de")
das        = na een onzijdig zelfstandig naamwoord (vaak "het")
Het bepaald en onbepaald lidwoord

Slide 37 - Slide

DER + "mannelijke woorden"
mannelijke personen, dieren, beroepen
dagen
maanden
jaargetijden

Slide 38 - Slide

DIE + "vrouwelijke" woorden"
vrouwelijke personen, dieren, beroepen
vaak woorden eindigen op -e
altijd woorden eindigen op: 
-heit -keit -schaft -ung

Slide 39 - Slide

DAS + "onzijdige" woorden"
"het" woorden in het Nederlands 
(PAS OP: niet altijd!!)

Slide 40 - Slide

DIE + meervoud
Meervoudige zelfstandige naamwoorden

ALTIJD DIE

Slide 41 - Slide

.... Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 42 - Quiz

LERNZIELE

  • Ik weet wie mevrouw Verholen is
  • Ik ken de lidwoorden in het Duits nog
  • Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits nog
  • Ik kan in mijn online-boek
  • Ik weet wat ik volgende week af moet hebben

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video