De opgaven
1. Noem twee voorbeelden van slechte werkomstandigheden bij de arbeiders
2. a. Wat houdt het “kinderwetje” precies in?
b. Wat is de naam van de schrijver van deze wet?
3. Hoe was de zorg voor armen geregeld voordat de regering hiervoor wetten ging maken?
4. a. Hoe wordt het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders genoemd?
b. Waarom was de armoede vanaf de Industriële revolutie veel zichtbaarder?
5. Wat richten de arbeiders zelf op om beter werkomstandigheden te krijgen?
6. Hoe worden de wetten genoemd die de zwakkeren in de samenleving beschermen?