Woensdag 31 mei 2023

Grammatica
Aan het einde van de les:
  • weet je wat een voltooid deelwoord is;
  • weet je welk hulpwerkwoord je erbij gebruikt;
  • kan je het voltooid deelwoord in een zin gebruiken.
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica
Aan het einde van de les:
  • weet je wat een voltooid deelwoord is;
  • weet je welk hulpwerkwoord je erbij gebruikt;
  • kan je het voltooid deelwoord in een zin gebruiken.

Slide 1 - Slide

Grammatica
Elk werkwoord kan je schrijven als een voltooid deelwoord.
Een voltooid deelwoord geeft de verleden tijd aan. 

Voltooid betekent: het is klaar, voorbij

Slide 2 - Slide

Heb gewoond, ben gekomen
  • Ik woon in Nederland. Vroeger heb ik in een ander land gewoond.
  • In 2002 ben ik naar Nederland gekomen. Eerst heb ik in een AZC gewoond.
  • Ik werk nu niet. In mijn land heb ik altijd gewerkt. Ik ben kapper geweest.

heb gewoond, ben gekomen, heb gewerkt, ben geweest noemen we de voltooide tijd.
De voltooide tijd wordt gemaakt met het hulpwerkwoord hebben of zijn en een ge-woord.

Slide 3 - Slide

Hebben of zijn?

Bij veel ge-woorden gebruik je het hulpwerkwoord hebben.
Bij deze werkwoorden gebruik je zijn.
blijven - zijn gebleven
komen - zijn gekomen
gaan - zijn gegaan
worden - zijn geworden
zijn - zijn geweest
Hebben en zijn

Werkwoorden hebben
Ik heb
Hij heeft
Wij hebben

Werkwoord zijn
ik ben
hij is
wij zijn

Slide 4 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van:
lopen (ik ben naar huis......)
A
geloopt
B
belopen
C
gelopen
D
geliepen

Slide 5 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
maken (ik heb mijn huiswerk....)
A
gemaken
B
gemaakt
C
maakt
D
bemaken

Slide 6 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
werken (ik heb vandaag goed.....)
A
gewerkt
B
gewerken
C
gewerkd
D
werkten

Slide 7 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
slapen (ik heb vannacht goed...)
A
geslaapt
B
gesliepen
C
slaapten
D
geslapen

Slide 8 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
zijn (ik ben gisteren naar school...)
A
gaan
B
zijn
C
geweest
D
gezijn

Slide 9 - Quiz

Opdracht
Je ziet een verhaal. Lees het verhaal.
Zoek alle werkwoorden op en schrijf de werkwoorden op.
Maak dan met elk woord een zin met het voltooid deelwoord.
Voorbeeld:
slapen - Ik heb geslapen
gaan - ik ben gegaan

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Woensdag 31 mei  2023
08.30 - 09.20 uur  
Nieuwsbegrip
12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.20 - 10.10 uur
Engels

12.40 - 14.20 uur
zwemmen
12 uur vertrekken - 12.15-13.00 uur jongens
1 uur vertrekken - 13.15 - 14.00 uur meisjes

10.10  - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.20 uur 
Woordenschat thema Nederland

11.20 - 12.10 uur
disk - zelfstandig werken

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 15 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf nieuwe woorden bij het thema Nederland

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 16 - Slide

aanvragen
  • op een officiële manier vragen om iets te krijgen
  •   scheidbaar werkwoord: vroeg aan, heeft aangevraagd
  • de aanvraag: een vraag om iets te krijgen= het verzoek


  • Zin: Informatie kun je gratis aanvragen.
  • Zin: De vereniging heeft een aanvraag voor subsidie gedaan.

Slide 17 - Slide

de bijeenkomst
  • de keer dat mensen bij elkaar komen
  •  de samenkomst
  • meervoud: bijeenkomsten
  • Zin: Tijdens de voorstelling komen de mensen bijeen.
  • Zin: De bijeenkomst is in de bioscoop.

Slide 18 - Slide

de gemeente
  • een gebied dat bestuurd wordt door een burgemeester 
  • meervoud: gemeenten, gemeentes
  • een groep leden van een  kerk in een bepaalde plaats
  • Zin: Zij woont in de gemeente Den Helder.
  • Zin: De hervormde gemeente hier bestaat uit vijfhonderd mensen.

Slide 19 - Slide

de ingenieur
  • iemand die heeft gestudeerd aan een technische hogeschool of universiteit
  •  meervoud: ingenieurs
  • Zin: Zijn vader werkt als ingenieur in Amsterdam.
  • Zin: Om ingenieur te worden moet je heel lang naar de universiteit.

Slide 20 - Slide

de minister-president
  • de minister die de leider van de regering is 
  • de premier
  • meervoud: ministers-presidenten
  • Zin: Mark Rutte is de minister-president van Nederland.
  • Zin: Elk land heeft een minister-president.

Slide 21 - Slide

Wat betekent :
de bijeenkomst
A
iemand alleen
B
in elke ruimte 1 persoon
C
mensen bij elkaar
D
iets met bijen

Slide 22 - Quiz

Waar wordt het woord:
aanvragen
goed gebruikt?
A
zomaar iets vragen
B
op een officiële manier iets vragen
C
vragenaan
D
aangevragen

Slide 23 - Quiz

Wie is:
de minister-president
A
de leider van een gemeente
B
de leider van de wereld
C
de leider van de regering
D
de lijder van de regering

Slide 24 - Quiz

Waar heeft een ingenieur gestudeerd?

Slide 25 - Mind map

Zoek een foto van een bijeenkomst

Slide 26 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 27 - Slide

Er is morgen een ....................... voor alle leerlingen.

Slide 28 - Open question

Mijn oom heeft gestudeerd, hij is ......................

Slide 29 - Open question

Mark Rutte is de .....................-.......................... van Nederland.

Slide 30 - Open question

In ..... ................ Den Helder wonen 57.000 mensen.

Slide 31 - Open question

Mijn ouders hebben een verblijfsvergunning ..........................

Slide 32 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
aanvragen, de bijeenkomst, de gemeente, de ingenieur en de minister-president.



Slide 33 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Nederland.

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 34 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

More lessons like this