M2 Talent H2.2 Lezen - Totaal

Talent mavo 2

Hoofdstuk 2.2 Lezen

Les 1
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Talent mavo 2

Hoofdstuk 2.2 Lezen

Les 1

Slide 1 - Slide

Talent mavo 2

Hoofdstuk 2.2 Lezen

Les 1

Slide 2 - Slide

Inhoud van de les
- Uitleg over tekstdoelen​

- Oefenen met tekstdoelen​ 
- Opdrachten maken over tekstdoelen

Slide 3 - Slide

Doelen
Aan het eind van de les ...
- Kan je bij drie tekstdoelen een voorbeeld geven.

Slide 4 - Slide

Bekijk de tekst.

Slide 5 - Slide


Wat is dit voor tekst?
A
Leesboek
B
Handleiding
C
Krantenbericht
D
Uitnodiging

Slide 6 - Quiz

Waarom wordt dit
krantenbericht geschreven?

Slide 7 - Open question

Wat is dus het tekstdoel
van deze tekst?
A
activeren
B
overhalen
C
amuseren
D
informeren

Slide 8 - Quiz

Tekstdoelen
Een schrijver schrijft zijn tekst met een bepaalde bedoeling: het
tekstdoel. 

Soms heeft een schrijven méér doelen in zijn tekst. Dan is er altijd één doel het belangrijkst.

Slide 9 - Slide

Tekstdoelen
Tekstdoel:
De schrijver wil:
Voorbeeld:
informeren
de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp.
- nieuwsbericht
- handleiding
activeren of 
overhalen
dat de lezer iets gaat doen of in actie komt.
- advertentie
- uitnodiging voor een feest
amuseren
dat de lezer plezier heeft in het lezen van de tekst.
- leesboek
- stripverhaal

Slide 10 - Slide

Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren

Slide 11 - Quiz

Een advertentie hoort bij het tekstdoel:
A
Activeren
B
Amuseren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 12 - Quiz

Een leesboek heeft als tekstdoel...
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
amuseren

Slide 13 - Quiz


Wat is het teksdoel?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
D
uitleggen

Slide 14 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
overhalen
D
amuseren

Slide 15 - Quiz

Wat is het tekstdoel van het jeugdjournaal?
A
Uitleggen
B
Informeren
C
Amuseren
D
Overhalen

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
Maak in Talent 
H2.2. Lezen
opdracht 1 t/m 7

Slide 17 - Slide

Huiswerk voor de volgende les
H2.2 : mk opdr. 1 t/m 7

Slide 18 - Slide

Zijn de doelen gehaald?

Slide 19 - Slide

Informeren
Activeren/overhalen
Amuseren
Plezier geven
De lezer moet iets gaan doen
informatie geven

Slide 20 - Drag question

Talent mavo 2

Hoofdstuk 2.2 Lezen

Les 2

Slide 21 - Slide

Inhoud van de les
- Uitleg over verwijswoorden​

- Oefenen met verwijswoorden​ 
- Uitleg over signaalwoorden: voorbeeld
- Opdrachten maken over verwijswoorden
   en signaalwoorden

Slide 22 - Slide

Doelen
Aan het eind van de les ...
- Kan je bij zes zinnen aangeven waar het verwijswoord naar verwijst.

Slide 23 - Slide

Verwijswoorden
In de meeste teksten staan verwijswoorden. 

Ze verwijzen naar één of meer woorden in de tekst en soms zelfs naar een hele zin.

Wil je weten waar een verwijswoord naar verwijst? 
Stel dan een vraag die begint met Wie, Wat, Waar of Welk(e).

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Link

Slide 27 - Slide

Signaalwoorden: voorbeeld
In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden,
zinnen of alinea’s. Bijvoorbeeld een opsomming of een tegenstelling.

Er zijn ook signaalwoorden die een voorbeeld aangeven:
bijvoorbeeld, zoals, ter illustratie.

In de natuur komen veel verschillende slangen voor, zoals adders en
ringslangen.

Slide 28 - Slide

Signaalwoorden
Deze signaalwoorden ken je nu:

Verband
Signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, verder
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld (hier)van is, zo, zoals,

Slide 29 - Slide

Aan de slag
Maak in Talent 
H2.2. Lezen
opdracht 8 t/m 13

Slide 30 - Slide

Huiswerk voor de volgende les
H2.2 : mk opdr. 8 t/m 13

Slide 31 - Slide

Zijn de doelen gehaald?

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Talent mavo 2

Hoofdstuk 2.2 Lezen

Les 3

Slide 34 - Slide

Inhoud van de les
- Herhalen  tekstdoelen​

- Herhalen verwijswoorden​ 
- Herhalen signaalwoorden
- Oefenen met tekstdoelen, verwijs-
   woorden en signaalwoorden

Slide 35 - Slide

Tekstdoelen
Een schrijver schrijft zijn tekst met een bepaalde bedoeling: het
tekstdoel. 

Soms heeft een schrijven méér doelen in zijn tekst. Dan is er altijd één doel het belangrijkst.

Slide 36 - Slide

Tekstdoelen
Tekstdoel:
De schrijver wil:
Voorbeeld:
informeren
de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp.
- nieuwsbericht
- handleiding
activeren of 
overhalen
dat de lezer iets gaat doen of in actie komt.
- advertentie
- uitnodiging voor een feest
amuseren
dat de lezer plezier heeft in het lezen van de tekst.
- leesboek
- stripverhaal

Slide 37 - Slide

Verwijswoorden
In de meeste teksten staan verwijswoorden. 

Ze verwijzen naar één of meer woorden in de tekst en soms zelfs naar een hele zin.

Wil je weten waar een verwijswoord naar verwijst? 
Stel dan een vraag die begint met Wie, Wat, Waar of Welk(e).

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link

Signaalwoorden: voorbeeld
In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden,
zinnen of alinea’s. Bijvoorbeeld een opsomming of een tegenstelling.

Er zijn ook signaalwoorden die een voorbeeld aangeven:
bijvoorbeeld, zoals, ter illustratie.

In de natuur komen veel verschillende slangen voor, zoals adders en
ringslangen.

Slide 40 - Slide

opsomming
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband.
tegenstelling
voorbeeld
ten eerste
ook
bovendien
maar
toch
integendeel
bijvoorbeeld
zo
zoals

Slide 41 - Drag question

Signaalwoorden
Deze signaalwoorden ken je nu:

Verband
Signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, verder
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld (hier)van is, zo, zoals,

Slide 42 - Slide

Aan de slag
Maak in Talent 
H2.2. Lezen
opdracht 14 t/m 21

Slide 43 - Slide

Huiswerk voor de volgende les
H2.2 Lezen 
MK: opdr. 14 t/m 21
LR:  schema tekstdoel (blz. 59)
        + schema signaalwoorden (blz. 61)
 

Slide 44 - Slide