Les 12 : HH apprendre 1 tm 5 Unité 1 (16 oktober, 1BCD)

Bonjour, c'est jeudi 17 octobre
1 / 39
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour, c'est jeudi 17 octobre

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Terugblik 
1. 'être' heeft aandacht nodig
2. resultaten onder 60% gewist
--> maak thuis opnieuw!
3. aantal zijn nog niet aangesloten bij de klas

Slide 4 - Slide

1. Herhaling être 

2. Extra uitleg lidwoorden

3. Grammaire II afmaken 
4. Blooket






Slide 5 - Slide

                     Être
je suis             = ik ben              
tu es               = jij bent
il/elle/on est     = hij/zij/men is
nous sommes    = wij zijn
vous êtes          = jullie zijn/ u bent
ils/elles sont      = zij zijn

Slide 6 - Slide

Vul de juiste vorm in:
Je ..... dans la classe
A
est
B
es
C
sommes
D
suis

Slide 7 - Quiz

Il .... l'ami de Jacques
A
suis
B
est
C
es
D
sont

Slide 8 - Quiz

Nous ...... avec 11 filles et 12 garçons
A
sont
B
êtes
C
sommes
D
est

Slide 9 - Quiz

Vous ..... la prof de la classe
A
êtes
B
est
C
es
D
sommes

Slide 10 - Quiz

                     Lidwoorden
4-stappenplan: kijk naar het zelfstandig naamwoord

1. is het mannelijk of vrouwelijk
2. is het enkelvoud of meervoud
3. begint het een klinker of stomme 'h'?
4. is het de, het, een of ....
I

Slide 11 - Slide

C'est ...
A
un monsieur
B
une madame
C
une classe
D
un garçon

Slide 12 - Quiz

de vriend =
A
l'copain
B
le copain
C
la copain
D
les copains

Slide 13 - Quiz

de vriendin =
A
l'copine
B
le copine
C
la copine
D
les copines

Slide 14 - Quiz

de meisjes =
A
l'filles
B
le filles
C
la filles
D
les filles

Slide 15 - Quiz

een vriendin =
A
un copine
B
une copine
C
des copines

Slide 16 - Quiz

le/la/ les/ l' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden.
A
vrai (waar)
B
faux (fout)

Slide 17 - Quiz

Le/la/l'/les
Wat is hiervan de vertaling?
A
de/het
B
een
C
zijn
D
haar

Slide 18 - Quiz

Kies uit: le, la,l' of les
C'est un garçon. _____ garçon est à Paris.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 19 - Quiz

Kies uit: le, la,l' of les
C'est le collège. _____ est grand
A
ils
B
elles
C
elle
D
il

Slide 20 - Quiz

Kies uit: le, la,l' of les
Sophie habite à Paris.
_____ habite à Paris
A
elle
B
elles
C
ils
D
il

Slide 21 - Quiz

Kies uit: le, la,l' of les
Victor et Pierre sont amis.
_____ sont amis
A
elle
B
elles
C
ils
D
il

Slide 22 - Quiz

Vervang le, la, l', les voor un, une, des:

le chat
A
un
B
une
C
des

Slide 23 - Quiz


keuze 1: verder oefenen être + lidwoord ONLINE 

keuze 2: woordjes leren apprendre 1 + 2 + 4

keuze 3: werkblad kiezen
Menu au choix = ZF
timer
20:00

Slide 24 - Slide



Ga naar Quizlet.live en luister naar de uitleg

Slide 25 - Slide

Aan het einde van de les:

* Je kunt werkwoord Être (zijn) in 




Slide 26 - Slide

Les devoirs (18 octobre)
SO leren !  Bonne chance !

Maak (opnieuw) de diagnostische toets 1.6 











Slide 27 - Slide

La question du jour
Welk lidwoord hoort erbij ?

Ga naar lessonup.app !






Slide 28 - Slide

> Apprendre 1 samen doornemen (page 32)

> Vlog kijken en luisteren (page 12)

> Maken : exercice 1 + 2 (page 12)

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Quoi? faites exercice 1 et 2 page 11 
Comment? tout seul
Aide?: boek, woordenboek 
Durée? 10 minuten 
Pourquoi? om kennis te maken met de Franse cultuur, landen en producten. 
Fini? leer je nieuwe Franse zinnen

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide