This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Werkloosheid p. 232-237
Slide 1 - Slide
Wanneer spreken we van werkloosheid op de arbeidsmarkt?
A
vraag = aanbod
B
vraag groter dan aanbod
C
vraag is kleiner dan aanbod
D
aanbod is kleiner dan vraag
Slide 2 - Quiz
Hoe worden de werklozen genoemd op de Belgische arbeidsmarkt? Geef de correcte benaming.
Slide 3 - Open question
Waaruit bestaat de beroepsbevolking?
A
werkenden
B
werkenden en NWWZ
C
werkenden, NWWZ en niet-beroepsactieven
D
werkenden en niet-beroepsactieven
Slide 4 - Quiz
Een blik op werkloosheid vandaag
Het werkloosheidspercentage van de bevolking op arbeidsleeftijd ligt vandaag een stuk lager (4%) dan in 2003 (7,9%) -> positieve evolutie
In januari en juni komen er elk jaar jeugdwerklozen bij --> de pas afgestudeerden
Uitdagingen op de Belgische arbeidsmarkt
Veel werkzoekenden met migratieachtergrond gaan moeilijk aan de slag --> taalbarrière
Langdurig werklozen activeren --> VDAB zet hierop in
Te weinig werkzoekenden (297 000) ten opzichte van de inactieven (2 170 000): zij werken niet en zijn ook niet op zoek: huismannen- en vrouwen, langdurig zieken, mensen die voor hun 64ste op pensioen gaan, studenten
Slide 5 - Slide
Soorten werkloosheid
Vul de definities aan op p. 237 met het juiste begrip.
Slide 6 - Slide
Conjuncturele werkloosheid
Werkloosheid die ontstaat vanuit een pessimistische visie op de economische situatie in een land = laagconjunctuur (coronacrisis - economie draaide niet goed - mensen werden ontslagen)
Slide 7 - Slide
Jeugdwerkloosheid
Wanneer jongeren (>15 jaar en <25 jaar) geen werk hebben, maar wel actief op zoek zijn naar werk en dus direct beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt.
Slide 8 - Slide
Frictiewerkloosheid
Beperkte tijdelijke werkloosheid tijdens het zoeken naar een nieuwe job (bijv. iemand werd ontslagen en gaat meteen op zoek naar een nieuwe job).
Slide 9 - Slide
Tijdelijke of technische werkloosheid
Waanneer iemand gedurende een bepaalde periode niet kan werken wegens overmacht (bijv brand, corona) of door weersomstandigheden (bijv bouw).
Slide 10 - Slide
Seizoenswerkloosheid
Werkloosheid in periodes (seizoenen) dat er geen werk is in die sector (bijv fruitpluk).
Slide 11 - Slide
Vrijwillige werkloosheid
Wanneer mensen zelf ontslag nemen.
Slide 12 - Slide
Structurele werkloosheid
Kwalitatief probleem: werknemers hebben niet de juiste kwalificaties door bijv digitalisering
Kwantitatief probleem: te weinig jobs doordat
productie verhuist om te produceren in goedkoper land (delokalisering)
of jobs vervangen worden door machines (automatisering)
Slide 13 - Slide
Verdoken werkloosheid
Bijzondere vorm van structurele werkloosheid waarbij mensen hun plaats op de arbeidsmarkt maar ten dele of helemaal niet kunnen opnemen (bijv job op lager niveau dan diploma).
Slide 14 - Slide
Maak met je buur oefening a op p. 234
Slide 15 - Slide
Honderden werknemers economisch werkloos in Antwerpse chemie omdat productie stilligt door een afnemende vraag.
Economen gaan ervan uit dat een samenleving met 0 werklozen niet haalbaar is. Mensen die hun werk kwijtraken, hebben de volgende dag geen nieuwe job.
"Na de coronacrisis teisterde de energiecrisis ons land. Veel bedrijven sloten hun productie lange tijd en veel job gingen verloren."
Door de automatisering verliezen de laaggeschoolden vaak hun job. Zij vinden vaak niet snel opnieuw werk en zijn soms niet in staat om zich te herscholen.
Tijdelijke of technische werkloosheid
Frictiewerkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
Slide 16 - Drag question
Slide 17 - Slide
Conclusie
Jongeren zonder diploma geraken moeilijker aan werk
Jongeren met lager opleidingsniveau (BuSO OV3 vinden moeilijker werk)
Kies voor STEM en ZORG
Slide 18 - Slide
Wie behoort niet tot de inactieven?
A
huisman- of vrouw
B
studenten
C
mensen die voor hun 64ste op pensioen gaan
D
niet-werkende werkzoekenden
Slide 19 - Quiz
Welke soort werkloosheid herken je? 'Eve werkt als jeugdconsulente op de gemeente, maar heeft een universitair diploma LO en bewegingswetenschappen.