T4 - H1 afsluiting

Wind waait altijd van...
A
Lage druk naar hoge druk
B
Hoge druk naar lage druk
C
Noord naar zuid
D
Zuid naar noord
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wind waait altijd van...
A
Lage druk naar hoge druk
B
Hoge druk naar lage druk
C
Noord naar zuid
D
Zuid naar noord

Slide 1 - Quiz

Bij dalende lucht hoort een
A
hoge druk
B
lage druk

Slide 2 - Quiz

Welk soort luchtdruk vinden we in de buurt van de evenaar?
A
Lage druk
B
Hoge druk
C
Geen druk

Slide 3 - Quiz

Bij welke type luchtdruk ontstaan een orkaan?
A
Hoge druk
B
Lage druk

Slide 4 - Quiz

In een gebied valt weinig neerslag. Wat zou hiervan de oorzaak kunnen zijn?
A
dalende lucht en hoge druk
B
dalende lucht en lage druk
C
stijgende lucht en hoge druk
D
stijgende lucht en lage druk

Slide 5 - Quiz


A
Tropisch klimaat
B
Woestijnklimaat
C
Zeeklimaat
D
Savanneklimaat

Slide 6 - Quiz


A
Tropisch klimaat
B
Woestijnklimaat
C
Zeeklimaat
D
Poolklimaat

Slide 7 - Quiz

Hier zie je een klimaatgrafiek van...
A
Landklimaat
B
Zeeklimaat
C
Toendraklimaat
D
Middellandse zeeklimaat

Slide 8 - Quiz

Wat voor klimaat heeft het zuidoosten van de Verenigde Staten?
A
Landklimaat
B
Zeeklimaat
C
Middellandse Zeeklimaat
D
Hooggebergteklimaat

Slide 9 - Quiz

Wat voor klimaat heeft het noordoosten van de Verenigde Staten?
A
Landklimaat
B
Steppeklimaat
C
Middellandse Zeeklimaat
D
Hooggebergteklimaat

Slide 10 - Quiz

Wat voor klimaat heeft de kust in het zuidwesten van de VS?
A
Woestijnklimaat
B
Steppeklimaat
C
Middellandse Zeeklimaat
D
Hooggebergteklimaat

Slide 11 - Quiz



Waar is dit?
A
Gematigd zeeklimaat
B
Toendra
C
Steppe
D
Landklimaat

Slide 12 - Quiz

Welk klimaat is dit? Warme zomers, koude winters.
A
Middellands Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Zeeklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 13 - Quiz

Welk klimaat heeft Nederland?
A
Toendraklimaat
B
Zeeklimaat
C
Hooggebergte
D
Landklimaat

Slide 14 - Quiz

Bekijk bron 1: Geef de verklaring waarom meer warmte in steden leidt tot meer
neerslag in en om die steden.
A
Er is meer koude lucht dat zorgt voor meer opstijgende lucht leidt tot meer condensatie dus neerslag.
B
Er is minder warme lucht dat zorgt voor meer opstijgende lucht leidt tot minder condensatie dus neerslag.
C
Er is meer warme lucht dat zorgt voor meer opstijgende lucht leidt tot meer condensatie dus neerslag.
D
Er is gemiddeld minder warme lucht dat zorgt voor meer opstijgende lucht leidt tot meer condensatie dus neerslag.

Slide 15 - Quiz

Waar valt meer neerslag?
A
in Zeeland,dicht bij de zee
B
in dorpen waar het warm is
C
op de Veluwe en Limburg want het ligt hoger
D
in steden omdat het er kouder is

Slide 16 - Quiz

Welke klimaatfactor zal invloed hebben op de temperatuur in de stad?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
windrichting
D
gesteldheid van het aardoppervlak

Slide 17 - Quiz

Een tornado ontstaat
A
op het land
B
op zee

Slide 18 - Quiz

In Tornado Alley zijn geen gebergten
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Ik besta meestal maar voor korte duur, wie ben ik?
A
Tornado
B
Orkaan

Slide 20 - Quiz

Wanneer ik aan land kom word ik minder sterk, wie ben ik?
A
Tornado
B
Orkaan

Slide 21 - Quiz

Ik ben lastig te voorspellen, wie ben ik?
A
Tornado
B
Orkaan

Slide 22 - Quiz

Wat is risicoperceptie?
A
Een plan om een ramp te voorkomen
B
Een plan om de gevolgen van de ramp te beperken
C
De inschatting van mensen op een ramp
D
De evacuatie van mensen na een ramp

Slide 23 - Quiz