Naamvallen en voorzetsels

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Ich wünsche euch Gesundheit, Erfolg und viel Glück im neuen Schuljahr!

Freitag, der 08.09.2023

Ga met je  chromebook naar: www.lessonup.com

login met deze

pin code 

Gebruik je echte naam!

Stundenplanung

1.Zuerst wiederholen wir den Lernstoff und sprechen wir Deutsch

2. Anschließend hören wir uns einen Song an

• Ik kan vragen wat iemand zoal in de zomervakantie heeft gedaan, waar, wanneer en met wie
• Ik kan vertellen wat ik in de zomervakantie heb gedaan, waar wanneer en met wie.

Meine Sommerferien: jetzt bist du dran!

Was hast du so alles in den Sommerferien erlebt?

Vorbereitungszeit: 10 Minuten

Arbeit in Zweiergruppen (Partnerarbeit)

Danach tauschen wir die Ergebnisse (resultaten) aus. 

Aber zuerst........was haben wir so alles vor? (vorhaben=van plan zijn)

1.. De wekker geeft aan hoe lang je Duits moet spreken! 

2. Aantekeningen maken doe je in een apart schrift, niet in Google Docs (door schrijven onthoudt je meer!)

3. Fragen stellen? Gerne, aber bitte auf Deutsch! (Kann ich auf die Toilette gehen, Darf ich das Fenster öffnen, darf ich meine Flasche füllen, darf ich 10 Minuten vor Ende der Stunde gehen? 

00:40

Übersetze (vertaal): ik was in de bergen

01:28

Übersetze: ik was in Italië en Spanje

02:00

Übersetze: ik was bij de zee

02:50

Übersetze: ik was bij het strand en bij de zee

3 Wörter:

- schön

- erholsam

-sonnig

Ich war in Italien am Gardasee mit meiner Familie 

Das Wetter war meistens sonnig

Meine Sommerferien waren vom 13. bis 27. August

Ich am Strand, ich habe  den ganzen Tag gefaulenzt, wir sind geschommen, haben viele Städte besucht.

Was haben wir gestern übers Thema 'naamvallen'gelernt? (schreib max 2 Sätze)

1/3 (na de) Deutschstunde gehe ich mit (mijn) Freundin nach Hause

2/3 (uit welke) Gründen (mv) habt ihr (deze) Auto (s) gekauft?

3/3 (dit) Haus hat er (voor zijn) alten Vater gekauft.

Nach Busrouten fragen und darüber Auskunft (informatie) geven

Du bist in Berlin angekommen und du kennst dich in Berlin nicht aus. Du bist also fremd in der Stadt und die möchtest wissen wie die Busse fahren. 

Frag deinen Partner wie die Buslinien fahren. Dein Partner gibt dir die Antwort. Zeichne bitte die Antworten ein! 

Redemittel:

A: Wie fährt die Linie 11? / Weißt du wie die Linie 11 fährt?

B: Die fährt von dem Krankenhaus zu der Stadtbibliothek/

Die Arbeit ruft!

- maak je huiswerk af! (2.1C)

- klaar? help je buurman/buurvrouw en wissel antwoordnen uit

- na 10 minuten bespreken we de antwoorden!

Lesdoel behaald?
Ik ken niet alleen de voorzetsels met een 3e en 4e naamval, maar kan deze ook toepassen

😒🙁😐🙂😃

Beginopdracht

Vertaal de volgende 

woorden/zinnen in je schrift :

1.naar het theater gaan	6. omdat
2. in het weekend	7.naar school gaan
3. uitstekend	8. groetjes
4. zou je tijd hebben	9. naar de bios gaan
5. wat ben jij van plan	10. kranten bezorgen

In deze les:

- oefen je nog een keer met de naamvallen

- oefen je met voorzetsels: welke naamval komt er na een bepaald voorzetsel?

Wat weet je al over voorzetsels met naamvallen? Wat heb je afgelopen schooljaar daarover geleerd? Wat weet je nog?

7 voorzetsels die altijd met het 4e naamval gaan.

durch = door

ohne = zonder

für= voor

entlang

gegen= tegen

um = om 

bis

Ezelsbruggetje

Dofegub

Stap 1:

Ik kijk of er een voorzetsel staat.

ja -> +3 of + 4

nee -> stap 2

Stap 2:

Ik ga de zin ontleden:

ond +1        lv +4         mw +3

Stappenplan - hoe los ik de naamvallen op?

(jouw) Bruder geht (met zijn) Freundin zur Schule.

1/5

Kannst du (mijn) Mutter (het) Buch geben?

2/5

(na de) Deutschstunde gehen wir (naar onze) Klassenlehrer.

3/5

(mijn) Vater hat viel Geld (voor deze) Auto (s) bezahlt

4/5

Hans hat (behalve de) Lehrer (de) ganzen Klasse (een) Karte gegeben.

5/5

Hans hat (behalve de) Lehrer (de) ganzen Klasse (een) Karte gegeben.

5/5

An die Arbeit: Ga nu naar Learnbeat Kapitel 2.1C en maak de opdracht in je schrift! (huiswerk voor morgen)