Vermenigvuldigen

1 / 41
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vermenigvuldigen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Lerdoelen Vermenigvuldigen.



1.  Je weet wat vermenigvuldigen is en begrijpt wat 'maal' en 'keer' betekenen.
2.  Je kunt sommen maken met tientallen.
3.  Je leert hoe je moet vermenigvuldigen met negatieve getallen.
4.  Je oefent met vermenigvuldigingen uit het dagelijks leven, zoals: 





Slide 6 - Slide

Voorkennis vragen
8 x 3
timer
0:10

Slide 7 - Open question

7 X 8
timer
0:10

Slide 8 - Open question

8 X 9
timer
0:10

Slide 9 - Open question

7 X 6
timer
0:10

Slide 10 - Open question

9 x 0

Slide 11 - Open question

 1.  Hier zijn een paar voorbeeldzinnen met rekwoorden .
Vermenigvuldigen
Je moet het getal 6 vermenigvuldigen met 5 .
Keer
Als je 10 keer 3 doet, krijg je 30.
Maal
Wat is 4 maal 6? Het antwoord is 24.

Slide 12 - Slide

2. Cijferend vermenigvuldigen
66

Slide 13 - Slide

12 x 4

Slide 14 - Open question

16 x 25

Slide 15 - Open question

32 x 14

Slide 16 - Open question

50 x 24

Slide 17 - Open question

84 x 28

Slide 18 - Open question

123 x 24

Slide 19 - Open question

3. De regels van vermenigvuldigen met negatieve getallen
Positief × positief = positief                     3 × 4 = 12
Positief × negatief = negatief                  3 × (-4) = -12
Negatief × positief = negatief                  (-3) × 4 = -12
Negatief × negatief = positief                  (-3) × (-4) = 12

Slide 20 - Slide

7 × (-8) =

Slide 21 - Open question

(-9) × (-9) =

Slide 22 - Open question

25 × (-3) =

Slide 23 - Open question

(-6) × 3 =

Slide 24 - Open question

(-1) × 100 =

Slide 25 - Open question

2×(−3)×4=

Slide 26 - Open question

(−6)×(−2)×(−1)=

Slide 27 - Open question

(−7)×2×(−5)=

Slide 28 - Open question

(−9)×0×(−5)=

Slide 29 - Open question

4. Emma plukt 12 bloemen per uur. Hoeveel bloemen plukt ze in 4 uur?

Slide 30 - Open question

Een school heeft elke dag 6 lessen. Hoeveel lessen volgen de leerlingen in 5 dagen?

Slide 31 - Open question

Lisa krijgt elke week 5 euro zakgeld. Hoeveel euro heeft ze na 8 weken gespaard?

Slide 32 - Open question

In een theater staan 12 rijen stoelen. Elke rij heeft 15 stoelen. Hoeveel stoelen staan er in totaal in het theater?



Slide 33 - Open question

Een boer plukt elke dag 25 appels. Hoeveel appels plukt hij in 10 dagen?

Slide 34 - Open question

Een winkel maakt in de eerste week een verlies van 50 euro per dag. Hoeveel verlies is er in totaal na 7 dagen?


Slide 35 - Open question

Op een parkeerplaats passen 25 auto’s per rij. Als er 10 rijen zijn, hoeveel auto’s passen er in totaal?

Slide 36 - Open question

Ik heb nog meer uitleg nodig over deze les.
JA
NEE

Slide 37 - Poll

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Lerdoelen Vermenigvuldigen.



1.  Je weet wat vermenigvuldigen is en begrijpt wat 'maal' en 'keer' betekenen.
2.  Je kunt sommen maken met tientallen.
3.  Je leert hoe je moet vermenigvuldigen met negatieve getallen.
4.  Je oefent met vermenigvuldigingen uit het dagelijks leven, zoals: 





Slide 41 - Slide