Hfst 14

HEFBOMEN
timer
15:00
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

HEFBOMEN
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Link

Slide 4 - Video

De JUF
Hijskraan

Slide 5 - Slide

Moment
moment zegt eigenlijk dat op elke meter van een arm dezelfde hoeveelheid kracht komt als wat je erop zet.
M = F x l
M= moment NM
F= Force, kracht N
L = lenght, lengte M

Slide 6 - Slide

Bereken het moment voor beide hijskranen

Slide 7 - Slide

Meestal gaat het om dubbele hefbomen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Waaruit bestaat een dubbele hefboom

Slide 10 - Mind map

Een hefboom bestaat uit :

een korte arm

een lange arm

draaipunt

draaipunt
lange arm
korte arm

Slide 11 - Slide

Niet alleen bij gereedschappen heb je te maken met hefbomen 

Slide 12 - Slide

hoe werkt een dubbele hefboom?
wat voor functie heeft het?

Slide 13 - Mind map

Bij een dubbele hefboom maken wij gebruik van de momentenwet
Een hefboom is in evenwicht als de sommen van de momenten linksom gelijk is aan de sommen van de momenten rechtsom
M1 = M2
F1 x l1 = F2 x l2

Slide 14 - Slide

De JUF
snoeischaar

Slide 15 - Slide

l1 =5 cm
l2 =40 cm
F2 = 500N
bereken F1
F2 = 500N
bereken F1
Bereken F1 bij beide snoeischaren wanneer je een kracht van 500N op uitoefen

Slide 16 - Slide

Maken vraag 6 en 7
timer
15:00

Slide 17 - Slide

Proef van Lotte
Lotte doet een proef met een hefboom. Ze hangt drie gewichtjes onder elkaar op, op 8 cm van het draaipunt P. Op elk gewichtje werkt een zwaartekracht van 0,2 N.
Bereken waar ze de twee gewichtjes rechts moet ophangen om evenwicht te maken.

Slide 18 - Slide

Als het draaipunt van een hefboom niet samenvalt met het zwaartepunt van de arm moet je rekening houden met de zwaartekracht

Slide 19 - Slide

 De massa van de man is 70 kg. De afstand AP is 1,4 m. De afstand ZP is 0,75 m.
Bereken de massa van de balk.
gegevens

Slide 20 - Slide

Hoe groot is de spankracht

Slide 21 - Slide

Vaste katrol

Slide 22 - Slide

Vaste katrol
  • Veranderd de grote van de kracht niet

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Vaste katrol
  • Veranderd de grote van de kracht niet

  • Veranderd de richting van de kracht

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Losse katrol

Slide 27 - Slide

Losse katrol
  • veranderd de grote van de kracht die je moet gebruiken

Slide 28 - Slide

Losse katrol
  • veranderd de grote van de kracht die je moet gebruiken

  • De kracht verdeel je over het aantal stukken touw bij de losse katrol

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Hoeveelheid touw die je nodig heb bij een losse katrol is afhankelijk van de afstand dat je de voorwerp moet 

Slide 34 - Slide

Hoeveelheid touw die je nodig heb bij een losse katrol is afhankelijk van de afstand dat je de voorwerp moet verplaatsen. 

hoeveelheid touw nodig (l) = afstand (h) x n (aantal stukken touw)
l = h x n

Slide 35 - Slide

De takel heeft zes katrollen: drie vaste en drie losse. Reza wil deze takel gebruiken om een last van 75 kg 8,0 m omhoog te hijsen.
Bereken hoe hard Reza aan het touw moet trekken.
Bereken ook hoeveel meter touw hij moet inhalen.

Slide 36 - Slide

Een kracht is niet zichtbaar. Je ziet de uitwerking van de kracht.
- richting veranderen
- snelheid veranderen
- vorm veranderen

Slide 37 - Slide

Voor de vervorming van een kracht zijn twee dingen van belang
  • de grote van de kracht
  • de grote van de oppervlakte waarop een kracht werkt.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Kracht berekenen
F
=
A
___

Slide 40 - Slide

Kracht berekenen
F
=
A
___
P = presure,  druk Pa of N/m²
F= force, kracht N
A = area, oppervlakte m²

Slide 41 - Slide

Kracht berekenen
F
=
A
___
P = presure,  druk Pa of N/m²
F= force, kracht N
A = area, oppervlakte m²
A = l x b

Slide 42 - Slide

Een bouwvakker metselt een muur. De muur en de fundering hebben een lengte van 6,0 m. De totale massa van alle bouwmaterialen is 1,2∙104 kg. In de voorschriften staat dat de druk die de muur op de grond uitoefent maximaal 8,0 N/cm2 mag zijn. 

Bereken hoe breed de fundering ten minste moet zijn.

Slide 43 - Slide