What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
C5 Grammatica WS - §5 Bezittelijk en persoonlijk
Programma
Lezen in je leesboek
Opfrissen woordsoorten §3
§5 Uitleg: bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
Journaal uitleg
Opdracht
Afronden
1 / 41
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
This lesson contains
41 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Programma
Lezen in je leesboek
Opfrissen woordsoorten §3
§5 Uitleg: bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
Journaal uitleg
Opdracht
Afronden
Slide 1 - Slide
Zelfstandig lezen
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Cursus 5 Gram. Woordsoorten
Je (her-)kent belangrijke voegwoorden
Slide 3 - Slide
Voegwoorden
Benthe en Daan fietsen samen naar huis, omdat ze in dezelfde straat wonen.
In deze zin zijn de woorden
en
en
omdat
voegwoorden.
Andere voorbeelden van voegwoorden zijn: of, terwijl, zodat, nadat, als, toen, want, maar en dus.
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar:
twee woorden: appels of peren
twee woordgroepen: de blije winnaar en de teleurgestelde verliezer
twee zinnen: Naomi bestelt een vegetarische pizza, want ze eet geen vlees.
Slide 4 - Slide
C5 Gram. WS - §5 Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
Je (her-)kent
Slide 5 - Slide
Voegwoorden
Benthe en Daan fietsen samen naar huis, omdat ze in dezelfde straat wonen.
In deze zin zijn de woorden
en
en
omdat
voegwoorden.
Andere voorbeelden van voegwoorden zijn: of, terwijl, zodat, nadat, als, toen, want, maar en dus.
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar:
twee woorden: appels of peren
twee woordgroepen: de blije winnaar en de teleurgestelde verliezer
twee zinnen: Naomi bestelt een vegetarische pizza, want ze eet geen vlees.
Slide 6 - Slide
Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
Je kunt naar personen, dieren of dingen verwijzen. Daarvoor gebruik je een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) verwijst naar een persoon, dier of ding:
- Wij gaan een weekend naar Texel.
- Onze kat slaapt overdag, omdat hij ’s nachts veel buiten rondloopt.
- Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.
Slide 7 - Slide
Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
Je kunt naar personen, dieren of dingen verwijzen. Daarvoor gebruik je een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.
1)
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
verwijst naar een persoon, dier of ding:
- Wij gaan een weekend naar Texel.
- Onze kat slaapt overdag, omdat hij ’s nachts veel buiten rondloopt.
- Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.
2) Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
- jullie tuin
- onze school
- jouw tas
Slide 8 - Slide
Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
Je kunt naar personen, dieren of dingen verwijzen. Daarvoor gebruik je een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.
1)
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
verwijst naar een persoon, dier of ding:
- Wij gaan een weekend naar Texel.
- Onze kat slaapt overdag, omdat hij ’s nachts veel buiten rondloopt.
- Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.
2) Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
- jullie tuin
- onze school
- jouw tas
Slide 9 - Slide
Oefenen (Let op: vmbo-t-havo boek!)
Wat: Cursus 5 - §5 Bezittelijk en persoonlijk vnw -
opdracht 1 t/m 5
Hoe: Zelfstandig
Nodig: iPad
Geluid: Stilte - oortjes in mag
Hulp: Docent, steek je hand op
Tijd: 15 minuten
Klaar: Haal het werkblad bij je docent, maak het werkblad af
(denk om de achterkant!)
Slide 10 - Slide
Oefenen (Let op: vmbo-t-havo boek!)
Wat: Werkblad bezittelijk en persoonllijk vmw
Hoe: Zelfstandig
Nodig: iPad
Geluid: Stilte - oortjes in mag
Hulp: Docent, steek je hand op
Tijd: 15 minuten
Klaar: Bespreken en in je groepje de nieuwsberichten lezen.
Slide 11 - Slide
Nepnieuws - Journaal
Je maakt in groepjes een journaal en presenteert die voor de klas.
Slide 12 - Slide
Aan de slag:
Wat: Maak met je groepje een opzet voor je journaal en noteer alle afspraken in Word:
1. Beoordeel de nepnieuwsberichten - welke is het best?
2. Maken jullie een filmpje of presenteren jullie voor de klas? (de verschillende items moeten dan wél gefilmd worden!)
3. Bedenk over welke items jullie gaan presenteren. Gebruik hiervoor het nieuws!
4. Wie is verantwoordelijk voor: filmen? montage? script? tijdsplanning? presenteren? Wie is verslaggever? Wie presentator?
Hoe: In groepjes
Nodig: iPad, 1 iemand noteert de afspraken in Word
Geluid: Rustig overleggen
Hulp: Docent, steek je hand op
Tijd: 20 minuten
Klaar: Stuur de opzet van je journaal naar s.harteveld@onc.unicoz.nl
Slide 13 - Slide
Afronding
Leerdoel?
Huiswerk: Niks!
Slide 14 - Slide
Welk woord kan je voor -aar zetten?
A
brand
B
bewonder
C
dank
D
besmet
Slide 15 - Quiz
Welk woord kan je voor -lijk zetten?
A
eer
B
brand
C
dank
D
liefde
Slide 16 - Quiz
Welk woord kan je voor -heid zetten?
A
verminder
B
bak
C
werk
D
werkelijk
Slide 17 - Quiz
Welk woord kan je voor -baar zetten?
A
aai
B
begrip
C
lui
D
werkelijk
Slide 18 - Quiz
Welk woord kan je voor -aard zetten?
A
klap
B
bak
C
lui
D
dier
Slide 19 - Quiz
Welk woord kan je voor -vol zetten?
A
minder
B
meer
C
overblijf
D
begrip
Slide 20 - Quiz
Hoe noemen we stukken van een woord die je achter verschillende woorden kunt plakken?
A
voorvoegsels
B
voegwoorden
C
tussenvoegsels
D
achtervoegsels
Slide 21 - Quiz
Oefening
Welk woord met een achtervoegsel past bij de volgende woordbetekenissen?
Slide 22 - Slide
zonder waarde
Slide 23 - Open question
elke week
Slide 24 - Open question
je kunt ze wassen
Slide 25 - Open question
met veel humor
Slide 26 - Open question
geen gevoel
Slide 27 - Open question
HS 4 Woordenschat:
Wat: opdracht 1 en 2 (blz 109-110)
Hoe: Zelfstandig
Nodig: boek, schrift, pen
Geluid: Stilte, oortjes in mag
Hulp: Docent, hand opsteken
Tijd: 15 min
Klaar: Ga door met opdracht 3 en 4
Slide 28 - Slide
uit te klappen
Slide 29 - Open question
iemand die lui is
Slide 30 - Open question
te betalen
Slide 31 - Open question
het verminderen
Slide 32 - Open question
dat wat overblijft
Slide 33 - Open question
dat wat je gebakken hebt
Slide 34 - Open question
kunnen werken
Slide 35 - Open question
als van een dier
Slide 36 - Open question
het demonstreren
Slide 37 - Open question
met heel veel begrip
Slide 38 - Open question
boek p.103
opdracht 2
boek p.104
opdracht 3
boek p.105
opdracht 6
boek p.105
opdracht 7
Aan de slag!
Slide 39 - Slide
Kahoot
Slide 40 - Slide
https:
Slide 41 - Link
More lessons like this
M2 - Aanwijzend vnw
April 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
M2 - Aanwijzend vnw
April 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Leerstofoverzicht SO Woordsoorten
April 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Leerstofoverzicht SO Woordsoorten
September 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Proefwerkweek 1: 2C
27 days ago
- Lesson with
51 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
BSR 16/01 2k Grammatica WS 5 Pers en bez. vnw
January 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
BSR 15/01 2t Grammatica WS 5 Pers en bez. vnw
October 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Persoonlijk en bezittelijke voornaamwoorden M2
September 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2