1. Niet praten terwijl een ander aan het woord is.2. Niet aan elkaars spullen zitten (ook niet aan elkaar).
3. Spul bij je (rekenmachine, pen en potlood, schrift, stencils, geo etc.)
4. Steek je vinger op als je een vraag hebt.
3. Jullie krijgen van mij voldoende tijd om je huiswerk te maken.
4. Ik probeer te variëren in mijn lessen (spreek mij hier ook op aan).
5. Ik zorg voor duidelijke leerdoelen, zodat je weet wat je moet leren.