1.Schrijf kort en bondig, niet meer informatie dus dan nodig is.
2. Bied ruimte voor actie of roep op tot actie.
3. Belicht geen achtergronden.
4. Beantwoord de volgende vragen: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Hoe?
5. Het taalgebruik is meer informeel dan formeel.
6. Gebruik een neutrale of positieve toon. Vermijd emotioneel geladen woorden.