spelling staal blok 7 herhaling

Wat geeft een trema aan?
A
Vrolijkheid in het woord
B
Een nieuwe klankgroep
C
Dat je de letter anders uit moet spreken
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat geeft een trema aan?
A
Vrolijkheid in het woord
B
Een nieuwe klankgroep
C
Dat je de letter anders uit moet spreken

Slide 1 - Quiz

Trema?
tatoeage
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Trema?
Indier
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Trema?
dieet
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Trema?
varieren
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Trema?
financien
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Trema?
industriele
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

klik op het speakertje

Welke categorie is de eerste klankgroep van het woord?
A
leenwoord
B
klankgroepenwoord met een korte klank aan het eind
C
klankgroepenwoord met een lange klank aan het eind
D
militairwoord

Slide 8 - Quiz

cadeauwoord
komma-s meervoud
komma-s bezit
kikowoord
militairwoord
luchtwoord
langermaak-woord
garagewoord
koppelteken

Slide 9 - Drag question

klik op het speakertje

Welke categorie is de laatste klankgroep van het woord?
A
klankgroepenwoord met een korte klank aan het eind
B
klankgroepenwoord met een medeklinker aan het eind
C
militairwoord
D
trottoirwoord

Slide 10 - Quiz

klik op het speakertje

Welke categorie is de tweede klankgroep van het woord?
A
leenwoord
B
cadeauwoord
C
trottoir
D
militairwoord

Slide 11 - Quiz

Leenwoord eten/drinken

Slide 12 - Mind map

Tekst
AU
OU
Kab..ter
Springt..w
Pleeg..der
K..wgum
F..na
Buurvr..w
Sn..wen
Ch..ffeur
Ber..w
H..ding
Onth..den
..tistisch

Slide 13 - Drag question

Hij .... er niet over.
A
peinsde
B
peinzde
C
peinste
D
pijnsde

Slide 14 - Quiz

Vorige week hebben we de muur .......?
A
geverft
B
geverfd
C
geverven
D
gevervt

Slide 15 - Quiz

Vorig jaar is hij ....
A
verhuizd
B
verhuist
C
verhuisd
D
verhuizen

Slide 16 - Quiz

Toen het meisje viel, ... ze het uit.
A
snikde
B
snikkte
C
snikten
D
snikte

Slide 17 - Quiz

Gisteren .... ik toen ik het meisje zag.
A
bloosde
B
blooste
C
bloosden
D
bloozten

Slide 18 - Quiz