LJ2 Nederlands H5, 5.2

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ2 Hoofdstuk 5, 5.2
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ2 Hoofdstuk 5, 5.2
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je lesboek van Nederlands en open je boek op p. 212. 


Slide 2 - Slide

2. Lesdoel +Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- kun je aangeven in welke tijd een verhaal speelt;
- kun je aangeven hoeveel tijd er in een verhaal voorbij gaat;
- kun je het vertelperspectief in een verhaal herkennen;

Leergebiedoverstijgende doelen:

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + mini-check
Niet voor deze les 

Slide 4 - Slide

4. Instructie
De tijd waarin een verhaal speelt:

Een verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd. Bijvoorbeeld aan het begin van de vorige eeuw, in de tijd van de Eerste Wereldoorlog. Of in het nu, in deze tijd. Spelen de gebeurtenissen in een andere tijd, dan zullen de personen zich op een andere manier gedragen. In de tijd van de middeleeuwen hadden de mensen bijvoorbeeld andere ideeën over het geloof. 

Slide 5 - Slide

Een schrijver kan op verschillende manieren laten zien in welke tijd het verhaal speelt;

1. Door een jaartal te benoemen, bijvoorbeeld boven een hoofdstuk;
2. Door bekende personen van vroeger in het verhaal te laten voorkomen;
3. Door te vertellen over bekende gebeurtenissen uit het verleden;
4. Door te vertellen over gebruiken, gewoontes, voorwerpen, kleding en eten uit de tijd van het verhaal;
5. Door te laten zien hoe de omgeving eruit ziet in de tijd van het verhaal.

 

Slide 6 - Slide

De tijd die in een verhaal voorbij gaat:
In verhalen kan de tijd die voorbij gaat belangrijk zijn. Een verhaal kan gaan over een dag van zeven uur 's morgens tot 's avonds elf uur. De tijd die dan voorbij gaat is dan zestien uur. De schrijver van een verhaal geeft af en toe aanwijzingen over de tijd die voorbij gaat. Hij vertelt bijvoorbeeld of het ochtend is. Hoe laat het is, of het een dag of een week later is, of hij noemt een maand of een leeftijd van een persoon. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Intensief -->
Je maakt samen met de leerkracht opdracht 

Slide 10 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht ... op bladzijde 213.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna pak je een boek en ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 11 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Kun je werkwoorden in verschillende vormen spellen?
Heb je nog ergens hulp bij nodig?


Slide 12 - Slide

Huiswerk
Maandag 16 januari
 ...



Slide 13 - Slide