Voorbereiding Tentamen Schrijfvaardigheid

Wat moet je doen?
  • een persoonlijk bericht schrijven
  • je mening geven
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat moet je doen?
  • een persoonlijk bericht schrijven
  • je mening geven

Slide 1 - Slide

Persoonlijk bericht: Wat moet je kunnen?
* reageren op een bericht van iemand anders
* werkwoorden in de juiste vorm gebruiken (esttenten-regel)
* voorstellen om iets te gaan doen (vrijetijdsbesteding)
* weil of denn das/dass op de juiste manier gebruiken
* tijdsaanduidingen goed gebruiken (b.v.: vom 7. Dezember bis zum 1.Januar) 
   Juni)
* hoofdletters goed gebruiken
* voorzetsel en naamvallen goed gebruiken (je mag het stappenplan
   gebruiken!) 
* LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN!!

Slide 2 - Slide

Mening geven: Wat moet je kunnen?

* werkwoorden in de juiste vorm gebruiken (esttenten-regel)
* schrijven wat je van iets vindt (mening geven)
* weil of denn, das/dass op de juiste manier gebruiken
* plaats- en tijdsaanduidingen goed gebruiken (datum: bijvoorbeeld:  am 8.
  Juni in Sneek)
* hoofdletters goed gebruiken
* voorzetsel en naamvallen goed gebruiken (je mag het stappenplan
   gebruiken!) 
* LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN!!

Slide 3 - Slide

op de volgende sheets vind je de informatie die je nodig hebt....

Slide 4 - Slide

Regelmatige werkwoorden 


Voor het schrijven van een persoonlijk bericht heb je regelmatige werkwoorden nodig (esttenten-regel). 

De review gaat over iets in het verleden: hier  moet je 
          'sein' & 'haben' met een voltooid deelwoord gebruiken!!

Slide 5 - Slide

Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn e
du wohn st
er/sie es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie wohn en
Sie wohn en


Slide 6 - Slide

Regelmatige werkwoorden: uitgangen met 
- d  of -t
werkwoord: antworten, stam:antwort-
ich antworte
du antwortest
er/sie es antwortet
wir antworten
ihr antwortet
sie antworten
Sie antworten


Slide 7 - Slide

 Uitgangen op een s-klank (s, ß, x, z) geen st bij du, maar t
werkwoord: heißen, stam:heiß
ich heiß e
du heiß t
er/sie es heiß t
wir heiß en
ihr heiß t
sie heiß en
Sie heiß en


Slide 8 - Slide

Tijdsbepalingen

Na de dag en de maand zet je een punt:
12 mei: 12.05. 
van 1 t/m 3 juli: vom 1. bis zum 3. Juli 


Slide 9 - Slide

Vertalingen maanden:
01. = Januar                                                      07. = Juli
02. Februar                                                       08.= August
03. März                                                             09.= September
04. = April                                                          10. = Oktober
05.= Mai                                                              11. = November
06.= Juni                                                             12. Dezember 

Slide 10 - Slide

Verschil Uhr en Stunde
Bij kloktijden gebruik je Uhr
um zwei Uhr = om twee uur.

Bij tijdsduur gebruik je Stunde:
es dauert 4 Stunden = het duurt vier uur 

Slide 11 - Slide

op= am

Bij de dagen van de week of de datum gebruik je am als vertaling voor op:
Am Mittwoch= op woensdag
Am 21. Juni= op 21 juni 

Slide 12 - Slide

Overige tijdsuitdrukkingen 

Von Montag bis Freitag= van maandag tot vrijdag
In 2 Wochen = over 2 weken
Vor 2 Jahren = twee jaar geleden 

Slide 13 - Slide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 14 - Slide