* werkwoorden in de juiste vorm gebruiken (esttenten-regel)
* schrijven wat je van iets vindt (mening geven)
* weil of denn, das/dass op de juiste manier gebruiken
* plaats- en tijdsaanduidingen goed gebruiken (datum: bijvoorbeeld: am 8.
Juni in Sneek)
* hoofdletters goed gebruiken
* voorzetsel en naamvallen goed gebruiken (je mag het stappenplan
gebruiken!)
* LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN!!