§6.2 nettoresultaat

Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je:
Hoe je een nettoresultaat kunt uitrekenen

Slide 2 - Slide

Nettoresultaat
  • Winst of verlies
  • Na verkopen goederen/diensten
  • Alle kosten betaald

Wat je overhoud na verkopen!


Slide 3 - Slide

Stap 1 Omzet
  • Omzet = afzet x verkoopprijs
  • Afzet = aantal stuks dat je verkoopt

  • Voorbeeld: Jan heeft 5000 broden verkocht (afzet). 
  • De gemiddelde verkoopprijs van een brood is €3,50.

  • Afzet = 5000 
  • Omzet = 5000 x €3,50 = €17500,-



Slide 4 - Slide

Nettoresultaat
  • 1. Omzet (verkoopprijs x afzet)
  • 2. Brutowinst (omzet - inkoopwaarde)
  • 3. Nettoresultaat (brutowinst - bedrijfskosten)


Slide 5 - Slide

Stap 2 Brutowinst
  • Brutowinst = Omzet - inkoopwaarde
  • Inkoopwaarde = hoeveel je hebt betaald om alle producten in te kopen.

  • Afzet van Jan was 5000.
  • Dat betekent dat hij 5000 broden had ingekocht.
  • Als de inkoopprijs € 1,50 is dan is de totale inkoopwaarde 5000 x 1,50 = € 7500
De brutowinst is dus 17.500 - 7500 = 10.000

Slide 6 - Slide

3. Nettoresultaat
  • Nettoresultaat = Brutowinst - Bedrijfskosten
  • Bedrijfskosten: Alle kosten om het bedrijf 'in leven' te houden.
  • Bijvoorbeeld: Loon van je personeel, Gas/licht, huur van je pand, reclamekosten, etc.

Als Jan de volgende kosten heeft
Huur pand € 2400 per maand
Gas/Licht € 3000 per maand
Personeel € 2000 per maand

Dan is zijn Nettoresultaat: 10.000 - 2400 - 3000 - 2000 = 2600 winst.

Slide 7 - Slide

Samenvatten!
Wat hebben we geleerd!

Slide 8 - Slide

Afzet                                                               
Verkoopprijs    x                        
Omzet                           Omzet
                                         Inkoopwaarde    -
                                         Brutowinst                        Brutowinst
                                                                                         Bedrijfskosten       -                                                                                                Nettoresultaat


Slide 9 - Slide

De firma List heeft in de maand mei 2500 artikelen verkocht. De verkoopprijs van het artikel is € 12,50. Wat is de omzet van de maand mei?
A
€30.000
B
€ 32.000
C
€ 35.000
D
€ 31.250

Slide 10 - Quiz

De firma List heeft in de maand mei 2500 artikelen verkocht. De verkoopprijs van het artikel is € 12,50. De inkoopprijs is € 7,50. Wat is de brutowinst van de maand mei?
A
€ 7.500
B
€ 10.00
C
€ 12.500
D
€ 15.000

Slide 11 - Quiz

De firma List heeft in de maand mei 2500 artikelen verkocht. De verkoopprijs van het artikel is € 12,50. De inkoopprijs is € 7,50. Daarnaast betaald List € 10.000 aan kosten. Wat is de netto winst van de maand Mei?
A
-€ 2500
B
€ 2.500
C
€ o
D
€ 5000

Slide 12 - Quiz