Thema 1 §1.1 t/m 1.4
1 / 18
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Een organisme is een levend wezen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
Iets wat levenskenmerken heeft is..
A
..levend
B
..dood
C
..levenloos
Slide 3 - Quiz
Hoe noem je iets wat nooit heeft geleefd.
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
Slide 4 - Quiz
Wat is GEEN levenskenmerk
A
Ademhalen
B
Groeien
C
Ouder worden
D
Waarnemen
Slide 5 - Quiz
Wat is het verschil tussen een levensloop en een levenscyclus?
Slide 6 - Open question
2
3
6
9
Hart
Maag
Lever
Longen
Slide 7 - Drag question
De borstholte en buikholte worden van elkaar gescheiden door ...
A
... het middenrif
B
... tussencelstof
Slide 8 - Quiz
Welk orgaan ligt NIET in de buikholte?
A
Dunne darm
B
Maag
C
Longen
D
Lever
Slide 9 - Quiz
Zet in volgorde van klein(1) naar groot(5)
1
2
3
4
5
Orgaanstelsel
Weefsel
Cel
Organisme
Orgaan
Slide 10 - Drag question
Welke afbeelding
En welke afbeelding
De dierlijke cel
De plantaardige cel
Slide 11 - Drag question
Wat heeft een dierlijke cel NIET?
A
Celkern
B
Celwand
C
Cytoplasma
D
Celmembraan
Slide 12 - Quiz
Wat komt alleen voor in plantaardige cellen?
A
Celwand
B
Celkern
C
Vacuole
D
Bladgroenkorrels
Slide 13 - Quiz
Waar of niet waar.
Cytoplasma bestaat uit water met opgeloste stoffen
Cytoplasma bestaat uit water met opgeloste stoffen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Waarom hebben plantaardige cellen bladgroenkorrels?
Slide 15 - Open question
Bij een microscoop kijk je door het...
A
objectief
B
oculair
C
diafragma
D
tubus
Slide 16 - Quiz
Als je een microscoop wil tillen, waar pak je de microscoop?
A
Bij de tubus
B
Bij het statief
C
Bij de tafel
D
Bij de revolver
Slide 17 - Quiz
Wat leg je op de tafel van de microscoop?
A
de revolver
B
je vingers
C
een tafelkleed
D
het preparaat
