Signaalwoorden

Allereerst!
Datum Toets Lezen blok 1 t/m 4.
Vrijdag 5 maart
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Allereerst!
Datum Toets Lezen blok 1 t/m 4.
Vrijdag 5 maart

Slide 1 - Slide

Wat weet ik over
signaalwoorden?

Slide 2 - Mind map

Leerdoelen
  • Aan het eind van de les weet ik wat signaalwoorden zijn.
  • Aan het eind van de les kan ik meerdere signaalwoorden koppelen aan verbanden.
  • Aan het eind van de les kan ik bij verschillende verbanden voorbeelden geven.

Slide 3 - Slide

Uitleg: Opsomming
  • Na elkaar opnoemen van een aantal punten of onderdelen.
  • Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, vervolgens, ook, bovendien, ten slotte, tot slot.

Slide 4 - Slide

Geef een voorbeeld waar je een opsomming gebruikt.

Slide 5 - Open question

Uitleg: Tegenstelling
  • Twee dingen opnoemen die tegenover elkaar staan, die verschillend zijn.
  • Signaalwoorden: maar, echter, daar staat tegenover, aande ene kan/ aan de andere kant, toch...

Slide 6 - Slide

Geef een voorbeeld waar je een tegenstelling gebruikt.

Slide 7 - Open question

Uitleg: reden
  • Waarom iemand iets doet, waarom iets gebeurt.
  • Signaalwoorden: omdat, waarom, want, daarom, immers.

Slide 8 - Slide

Geef een voorbeeld waar je een
reden gebruikt.

Slide 9 - Open question

Uitleg: voorbeeld
  • Een uitspraak wordt gevolgd door een of meerdere voorbeelden.
  • Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als, zo, voorbeeld

Slide 10 - Slide

Geef een voorbeeld waar je een
voorbeeld gebruikt.

Slide 11 - Open question

Uitleg: middel-doel
  • Iets wordt gedaan (het middel) om daarmee iets te bereiken (het doel).
  • Signaalwoorden: opdat, zodat, om, door middel van, met als doel om...

Slide 12 - Slide

Geef een voorbeeld waar je een
middel-doel gebruikt.

Slide 13 - Open question

Uitleg: Oorzaak-gevolg
  • Er is iets gebeurd (de oorzaak), waardoor er iets anders gebeurde (het gevolg).
  • Signaalwoorden: daardoor, hierdoor, doordat.

Slide 14 - Slide

Geef een voorbeeld waar je een
oorzaak-gevolg gebruikt.

Slide 15 - Open question

Uitleg: Voorwaarde
  • Er moet eerst iets gebeuren of gedaan worden, voordat iets anders kan gebeuren. 
  • Signaalwoorden: als, indien, wanneer, op voorwaarde dat..

Slide 16 - Slide

Geef een voorbeeld waar je een
voorwaarde gebruikt.

Slide 17 - Open question

Uitleg: Conclusie
  • Nadat alles op een rijtje is gezet, volgt er een oordeel, een slotsom, het uiteindelijke resultaat.
  • Signaalwoorden: dus, al met al, concluderend, kortom

Slide 18 - Slide

Geef een voorbeeld waar je een
conclusie gebruikt.

Slide 19 - Open question

Huiswerk
Maak opdracht 2 op bladzijde 218.

Slide 20 - Slide