HV3 - Unité 1 - Passé composé avoir + être

1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is de passé composé?
Geef een voorbeeld van een zin in het Nederlands

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Ik heb gereisd
(voyager)
A
J'ai voyager
B
Tu as voyagu
C
Tu as voyagé
D
J'ai voyagé

Slide 7 - Quiz

Hij heeft gekozen
(choisir)
A
il a choisi
B
tu as choisi
C
il a choisu
D
tu as choisir

Slide 8 - Quiz

Wij hebben gepraat
(parler)
A
Ils ont parlé
B
Nous avons parli
C
Nous avons parlé
D
Vous avez parlu

Slide 9 - Quiz

Zij heeft gewacht
(attendre)
A
Elle a attendu
B
Elle a attendé
C
Tu as attendre
D
Nous avons attendi

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Avoir: jij hebt gehad

Slide 12 - Open question

Faire: hij heeft gedaan/gemaakt

Slide 13 - Open question

Être: U bent geweest

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Gebruik je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn? Dan gebruik je in het Frans ook meestal het hulpwerkwoord être!

Slide 16 - Slide

In het NL zijn? Dan in het Frans vaak ook être!

Slide 17 - Slide

Je ( choisir - passé composé)

Slide 18 - Open question

passé composé
vous ....... ........ (zijn)

Slide 19 - Open question

(être, passé composé) Nous ..................
(faire, passé composé) Elles ......................

Slide 20 - Open question

(avoir, passé composé) elle ..................
(regarder, passé composé) Juliette ........

Slide 21 - Open question

aller, passé composé:
elle ...

Slide 22 - Open question

Ils (rester, passé composé) ici.

Slide 23 - Open question

Caroline _________ au cinéma
(aller-passé composé.)

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Faites : exercices 16A+B

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide