Bio KGT 1 - 1.5 Allemaal anders

Bio KGT 1 - 1.5 Allemaal anders
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bio KGT 1 - 1.5 Allemaal anders

Slide 1 - Slide

Toetsvragen 

Slide 2 - Slide

In afbeelding 3 zie je een poot van een impala, met aan het uiteinde een hoef. De impala is een hoefganger.

Wat is een andere naam voor hoefganger?

Slide 3 - Slide

Wat is een andere naam voor hoefganger?
A
teenganger
B
topganger
C
zoolganger

Slide 4 - Quiz

Impala’s leven op harde savannegrond. Daar worden ze bejaagd door leeuwen. Leeuwen lopen op hun tenen (zie afbeelding 4). De impala’s zijn in het voordeel, omdat ze grote passen maken en snel kunnen lopen.

Waarom zijn impala’s niet in het voordeel op natte moddergrond? Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Slide

Waarom zijn impala’s niet in het voordeel op natte moddergrond? Leg je antwoord uit.

Slide 6 - Open question

Impala’s eten bladeren van struiken (zie afbeelding 5).

Hoe verdedigt deze struik zich tegen vraat door impala’s?

Slide 7 - Slide

Hoe verdedigt deze struik zich tegen vraat door impala’s?
A
met stekels
B
met brandharen
C
met gifstof

Slide 8 - Quiz

Een mammoetblad (afbeelding 8).

Groeit de plant in afbeelding 8 in droge of juist in natte gebieden? 

Slide 9 - Slide

Groeit de plant in afbeelding 8 in droge of juist in natte gebieden?
A
Droge gebied
B
Natte gebied

Slide 10 - Quiz

Groeit de plant in afbeelding 8 in droge of juist in natte gebieden? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open question

De heikikker is een middelgrote kikker. Hij kan 8 cm groot worden. De kleur kan verschillen van geelbruin tot rood-groenbruin. In de paartijd kleuren mannetjes licht- tot felblauw. Deze kleur is bedoeld om andere mannetjes te waarschuwen en weg te jagen.
De vrouwtjeskikker legt 600 tot 3000 eieren in één keer. Zo’n klomp eieren heet kikkerdril. De larven komen na enkele dagen uit. In korte tijd veranderen de larven in een kikker. De heikikker eet kevers, spinnen, vlinders en insectenlarven. De larven van de kikker eten ook delen van planten.

Slide 12 - Slide

In de paartijd verandert de kikker van bruin naar blauw.
Bij welke functie hoort deze aanpassing?
A
Voeden
B
Verdedigen
C
Bewegen

Slide 13 - Quiz

In de paartijd verandert de kikker van bruin naar blauw.
Bij welke functie hoort deze aanpassing: bij voeden, bij verdedigen of bij bewegen? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open question

Een Joshua tree (afbeelding 5).

Groeit de plant in afbeelding 5 in droge of juist in natte gebieden? 

Slide 15 - Slide

Groeit de plant in afbeelding 5 in droge of juist in natte gebieden?
A
Droge gebied
B
Natte gebied

Slide 16 - Quiz

In afbeelding 5 zie je een Joshua tree.
Groeit deze plant in droge of juist in natte gebieden? Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Open question

Hoe heet het snaveltype van vogels die insecten uit boomschors peuteren?

Geef antwoord in 1 woord.

Slide 18 - Open question

Bekijk afbeelding 7. Cactusvinken eten delen van de vijgcactus.

 
Hoe verdedigt de vijgcactus zich tegen vraat door vinken?

Slide 19 - Slide

Hoe verdedigt de vijgcactus zich tegen vraat door vinken?
A
met stekels
B
met brandharen
C
met gifstof

Slide 20 - Quiz


De muurhagedis komt in Nederland voor in Maastricht. Hij leeft op warme, stenige plekken, zoals rotswanden en muren. De muurhagedis neemt regelmatig een zonnebad. Deze slanke hagedis kan tot 19 cm lang worden. De muurhagedis kan zijn staart afwerpen als deze wordt beetgepakt. De muurhagedis legt eieren, die door zonnewarmte tot ontwikkeling komen. Een vrouwtje legt maximaal vijf tot zes eieren. De jongen zijn bij hun geboorte ongeveer 6 cm lang. De muurhagedis leeft van spinnen, sprinkhanen, vliegen en andere insecten.

Slide 21 - Slide

De muurhagedis kan zijn staart afwerpen als deze wordt beetgepakt.
Bij welke functie hoort deze aanpassing: voeden, verdedigen of bewegen?
A
Voeden
B
Verdedigen
C
Bewegen

Slide 22 - Quiz

De muurhagedis kan zijn staart afwerpen als deze wordt beetgepakt.
Bij welke functie hoort deze aanpassing: voeden, verdedigen of bewegen? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open question

Bij landdieren zijn er meer soorten met een gestroomlijnde lichaamsvorm dan bij waterdieren.
A
JA
B
NEE

Slide 24 - Quiz

Zangvogels die zaden eten, hebben meestal een kegelsnavel.
A
JA
B
NEE

Slide 25 - Quiz

De egel uit afbeelding 1 is een zoolganger.
A
JA
B
NEE

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Op welke ondergrond kunnen dieren met zulke hoeven zich het best voortbewegen?
A
Bosgrond
B
Harde ondergrond
C
Moerassige ondergrond

Slide 28 - Quiz

Een cactus heeft stekels. Daarmee is hij aangepast aan zijn omgeving.

Waar is deze aanpassing voor?
A
Beweging
B
Voeding
C
Verdediging
D
Voortplanting

Slide 29 - Quiz

Bij vissen zijn de schubben van de huid bedekt met een laag slijm om de weerstand in het water zo klein mogelijk te maken.
A
JA
B
NEE

Slide 30 - Quiz

Een haaksnavel komt voor bij roofvogels en uilen.
A
JA
B
NEE

Slide 31 - Quiz

Honden en katten zijn zoolgangers.
A
JA
B
NEE

Slide 32 - Quiz