Schrijven 1kgt blok 1

Schrijven
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Schrijven

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Je leert teksten schrijven met een doel.
Je leert een tekst te schrijven voor je leeftijdsgenoten.
Je leert hoofdletters en leestekens te gebruiken.

Slide 2 - Slide

Publiek
Je schrijft je tekst altijd voor een publiek: de mensen waarvan je denkt dat ze jouw tekst gaan lezen.

Slide 3 - Slide

Schrijf je een tekst voor leeftijdsgenoten anders dan een tekst voor volwassenen?
Ja, ik denk het wel.
Nee, ik denk dat je dat precies hetzelfde doet.

Slide 4 - Poll

Publiek
Je probeert je tekst af te stemmen op het publiek. 
Naar leeftijdsgenoten, kun je vaak alledaagse taal gebruiken. Als je aan volwassenen schrijft, moet je vaak beleefde taal gebruiken.

Slide 5 - Slide

Weet je het nog?
De begrippen van lezen zijn ook voor schrijven heel belangrijk.

Slide 6 - Slide

Wat is het onderwerp?
A
Degene die je tekst gaat lezen.
B
Waar de tekst over gaat.
C
Het doel van de schrijver.
D
Het doel van de lezer.

Slide 7 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Degene die je tekst gaat lezen.
B
Waar de tekst over gaat.
C
Het doel van de schrijver.
D
Het doel van de lezer.

Slide 8 - Quiz

Welke tekstsoort hoort bij het tekstdoel 'informeren'?
A
Amuserende tekst
B
Aansporende tekst
C
Informerende tekst
D
Dat kun je niet weten zonder de tekst te lezen

Slide 9 - Quiz

Welke van de volgende woorden is een tekstvorm?
A
Overhalen
B
E-mail
C
Aansporende tekst

Slide 10 - Quiz

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 11 - Mind map

Afspraken over hoofdletters
Je begint elke zin met een hoofdletter.
Je schrijft namen met hoofdletters.

Slide 12 - Slide

Afspraken over leestekens
Achter een zin met een mededeling schrijf je een punt.
Achter een vragende zin schrijf je een vraagteken.
Achter een uitroep of bevel zet je een uitroepteken.

Slide 13 - Slide

Wat hoort er op de lege plek?
Pas op_

A
.
B
?
C
!

Slide 14 - Quiz

Wat hoort er op de lege plek?
Ik ga morgen een wafel kopen in de kantine_

A
.
B
?
C
!

Slide 15 - Quiz

Wat hoort er op de lege plek?
Ben je van de stoel gevallen_

A
.
B
?
C
!

Slide 16 - Quiz

Ik snap deze stof.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll