4.2. blz 16 t/m 25 (oog)

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 4, waarnemen & reageren

Paragraaf 4.2

blz. 16 t/m 25

Het oog, netvlies, accommoderen, pupilreflex

Buitenkant oog

Harde oogvlies/oogwit: het witte deel van je oog

Iris/: het gekleurde deel van je oog

Pupil: zwarte gat in de iris

Buitenkant

Wenkbrauw: Houdt zweet uit het oog.

Wimpers: Houdt vocht en stof tegen.

Traanklier: maakt het oog vochtig en maakt tranen.

Traanbuis: Voert het vocht af naar de neusholte.

Oog

Hoorvlies - pupil  - lens- glasachtig lichaam - netvlies

Wat gebeurt er als je iets ziet?

1. Licht dat ergens op valt, wordt teruggekaatst.
   
2. Het teruggekaatste licht komt via het hoornvlies en de pupil je oog binnen.
   
3. De lens in je oog maakt een scherp beeld op het netvlies.
   
4. De zintuigcellen in het netvlies vangen de lichtprikkels op en zetten de prikkels om in berichten. 
   
5. Die berichten gaan door de oogzenuw naar de hersenen. Daar word je je bewust van wat je ziet.
   

Bouw van het netvlies.

Staafjes en kegeltjes

Staafjes

Weinig licht nodig

Voor het waarnemen van contrasten (zwart, wit en grijstinten)

Kegeltjes

Alleen bij voldoende licht

Voor het waarnemen van kleuren.

Staafjes

Kegeltjes

Gele vlek:

Alleen maar kegeltjes

Scherp stellen

Blinde vlek:

Geen staafjes en kegeltjes:

Oogzenuw gaat hier het oog uit!

Accommoderen 

Het boller of platter worden van de lens

Dichtbij scherp zien en ook veraf scherp zien.

bolle lens --> dichtbij scherp

platte lens --> veraf scherp

Accommoderen en scherp zien.

Pupilreflex

Vandaag.

Lees blz. 16 t/m 25

Maak opdracht 3 t/m 24

Huiswerk voor maandag.