This lesson contains 20 slides, with text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Les 1: Verbrandingsreacties
H8 Verbrandingen
Slide 1 - Slide
Les 1: Verbrandingsreacties
Leerdoelen
8.4.1 Je kunt uitleggen welke factoren het risico op onvolledige verbranding vergroten
8.4.2 Je kunt beschrijven welke reactieproducten bij een onvolledige verbranding ontstaan
8.4.3 Je kunt de negatieve gevolgen van onvolledige verbranding beschrijven
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 2 - Slide
Les 1: Verbrandingsreacties
Deze les
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Maken 8.4 opdr 1 t/m 15
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 3 - Slide
Er moet een brandstof aanwezig zijn, bijvoorbeeld aardgas.
Je moet zuurstof (O2) toevoegen.
Als je een stof gaat verbranden zijn er altijd drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden:
En er is een ontbrandingstemperatuur aanwezig.
De ontbrandingstemperatuur is nodig om de verbranding te kunnen starten.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 4 - Slide
Bij de verbranding van koolstof ontstaat koolstofdioxide.
C (s) + O2 (g) → CO2 (g)
Bij de verbranding van zwavel ontstaat zwaveldioxide.
S (s) + O2 (g) → SO2 (g)
Bij de verbranding van waterstof ontstaat water.
2 H2 (g) + O2 (g) → 2 H2O (l)
Bij de verbranding van stoffen ontstaan de oxiden van de elementen die in die stoffen zitten.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 5 - Slide
Om een stof te verbranden heb je een brandstof nodig.
Bekende voorbeelden van brandstoffen zijn de fossiele brandstoffen;
steenkool (koolstof)
aardgas (voornamelijk methaan, CH4)
aardolie (mengsel met moleculen met veel C (en H) atomen) bijvoorbeeld benzine C8H18.
aardgas/aardolie = koolwaterstoffen (C,H atomen)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Je gebruikt een reagens om een stof aan te tonen.
Een reagens moet gevoelig en selectief zijn:
Een gevoelig reagens toont een kleine hoeveelheid van een stof aan.
Een selectief reagens toont slechts weinig stoffen aan.
Hoe selectiever en gevoeliger, hoe beter het reagens.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 8 - Slide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof aanwezig (ondermaat zuurstof).
Volledig en onvolledig heeft betrekking op de reactieproducten. Zowel bij de volledige als onvolledige verbranding van het element waterstof ontstaat de stof water.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 9 - Slide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 10 - Slide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
Bij de volledige verbranding van elementen ontstaat de oxiden van die elementen:
koolstof (C) ontstaat koolstofdioxide (CO2)
zwavel (S) ontstaat zwaveldioxide (SO2)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 11 - Slide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof aanwezig (ondermaat zuurstof)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 12 - Slide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof aanwezig (ondermaat zuurstof)
Bij de onvolledige verbranding van elementen ontstaat de oxiden van die elementen:
Vang de verbrandingsproducten op in een wasfles met joodwater.
Als het joodwater niet van kleur verandert dan heb je geen zwaveldioxide aangetoond en dus geen zwavel (zwavelarm).
Verandert het joodwater wel van kleur, dan heb je wel zwaveldioxide aangetoond en ook zwavel (zwavelhoudend)
Vraag 6
Stephanie tankt diesel. Ze kan kiezen uit zwavelhoudende en zwavelarme diesel. Maak een werkplan voor een proef waarmee Stephanie kan onderzoeken of ze zwavelarme diesel heeft getankt.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 18 - Slide
Sommige brandtstoffen bevatten zelf als zuurstof atomen. Bij de verbranding komen die zuurstofatomen los en die worden vervolgens ook gebruikt om de stof verder de verbranden.
Voorbeeld: kaarsvet: C18H36O2 (s)
De verbrandingsproducten blijven CO2 en H2O.
... C18H36O2 (s) + ... O2 (g) → ... CO2 (g) + ... H2O (l)