Kritisch consumeren

Kritisch consumeren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Kritisch consumeren

Slide 1 - Slide

Ik heb overzicht over mijn geldzaken
05

Slide 2 - Poll

Ik vind het prima om geld te lenen als ik tekort kom
05

Slide 3 - Poll

Ik koop in de supermarkt graag duurzame producten
05

Slide 4 - Poll

Ik doe vaak aankopen waar ik achteraf spijt van heb
05

Slide 5 - Poll

Ik ga zuinig om met energie
05

Slide 6 - Poll

Ik vind het belangrijk om te sparen
05

Slide 7 - Poll

Lesdoelen
- hoe je je inkomsten en uitgaven in balans houdt;
- wat de risico’s van geld lenen zijn;
- hoe verzekeringen werken;
- hoe je kritisch kunt consumeren;
- wat duurzaamheid is en hoe je duurzaam kunt consumeren.

Slide 8 - Slide

Oriëntatie
Iedereen die weleens wat koopt, is een consument. Als consument maak je elke dag keuzes. 
Ga je voor die nieuwe sneakers of spaar je liever voor een vakantie? 
En let je als je boodschappen doet op duurzaamheid, of kijk je vooral naar de prijs? De keuzes die je als consument maakt, hebben gevolgen. 
Niet alleen voor je eigen portemonnee, maar ook voor de wereld om je heen.

Slide 9 - Slide

Inkomsten en uitgaven
Welke inkomsten heb je per maand? En hoeveel geld geef je uit? Het is handig om daar overzicht over te hebben, zodat je niet ineens zonder geld komt te zitten.
Een begroting maken kan hierbij helpen. Een begroting is een overzicht van je inkomsten en uitgaven.

Slide 10 - Slide

Inkomsten
Als je werkt, vormt je loon waarschijnlijk het grootste deel van je inkomsten. Andere vormen van inkomsten zijn bijvoorbeeld studiefinanciering en stagevergoeding.
In sommige gevallen kun je je inkomen ook aanvullen met een toeslag. Een toeslag is een bijdrage van de overheid om bepaalde kosten te betalen. Je kunt bijvoorbeeld huurtoeslag krijgen om je huur te kunnen betalen als je een laag inkomen hebt.

Slide 11 - Slide

Uitgaven
Je uitgaven kun je verdelen in twee categorieën:

Vaste lasten: de uitgaven die regelmatig terugkomen en steeds (ongeveer) hetzelfde zijn. Denk aan huur of abonnementen.
Variabele uitgaven: de uitgaven die per maand verschillen. Denk aan kleding, vervoer of uitgaan.

Maak opdracht 1

Slide 12 - Slide

Filmpje Geldtypes
Maak opdracht 2

Slide 13 - Slide

Sparen
Het kan handig zijn om aan het begin van de maand een deel van je inkomsten opzij te zetten om te sparen. 
Met dit spaargeld kun je onverwachte kosten betalen of sparen voor grotere uitgaven, zoals een laptop of een vakantie. 
Veel mensen hebben naast een betaalrekening een spaarrekening waarop ze hun spaargeld apart zetten.

Slide 14 - Slide

Lenen
Als je iets wilt kopen waarvoor je niet genoeg (spaar)geld hebt, kun je ervoor kiezen om geld te lenen
Je kunt bijvoorbeeld een lening bij een bank afsluiten of iets op afbetaling kopen. Maar het is de vraag of lenen verstandig is. 
Je moet er namelijk wel voor zorgen dat je het geld later kunt terugbetalen. 

Vaak moet je over een lening ook rente betalen: een vergoeding die je boven op het geleende bedrag betaalt. Als je geld leent, moet je uiteindelijk dus meestal meer terugbetalen dan je geleend hebt.

Slide 15 - Slide

Schuld
Als je een lening afsluit of een rekening niet op tijd betaalt, krijg je een schuld. Een schuld is een bedrag dat je nog moet terugbetalen.
Als je een schuld niet op tijd terugbetaalt, kan dat voor problemen zorgen. 
Zo kan de schuldeiser een incassobureau inschakelen dat jou onder druk zet om je schuld af te lossen. De kosten voor het incassobureau moet je zelf betalen. 
Een schuldeiser kan ook een deurwaarder inschakelen. Een deurwaarder mag beslag leggen op je spullen, om zo je schuld af te lossen.

Slide 16 - Slide

Opdracht
Maak opdracht 3 - 4 en 5

Slide 17 - Slide

Verzekeringen
Er kan iets gebeuren waardoor je ineens hoge kosten hebt. Denk bijvoorbeeld aan een laptop die gestolen wordt of een lekkage in huis.
Voor dit soort risico’s kun je een verzekering afsluiten. Je sluit dan een overeenkomst met een verzekeraar: jij betaalt elke maand of elk jaar een vast bedrag (premie) en in ruil daarvoor vergoedt de verzekeraar bepaalde kosten (dekking).
Als je bijvoorbeeld een reisverzekering afsluit, vergoedt de verzekeraar de kosten als er tijdens je vakantie iets misgaat of kapotgaat. Bijvoorbeeld als je naar het ziekenhuis moet in het buitenland of als je je zonnebril kapot laat vallen.
Als je een auto hebt, moet je een autoverzekering (WA-verzekering) afsluiten. De schade die jij aan anderen veroorzaakt bij een aanrijding wordt dan vergoed door de verzekeraar. 

Slide 18 - Slide

Zorgverzekering
Bekijk filmpje bij zorgverzekering
en maak opdracht 7

Slide 19 - Slide

Opdracht
Maak opdracht 6

Slide 20 - Slide

Kritisch consumeren
Het is verstandig om goed na te denken over wat je koopt en waarom. Heb je het product echt nodig? Voldoet het aan jouw eisen en is het de prijs waard? En welke gevolgen heeft het product voor je gezondheid en voor het milieu? 
Goed nadenken over je aankopen noem je kritisch consumeren.





Slide 21 - Slide

Reclame
Bij kritisch consumeren hoort ook dat je verstandig omgaat met reclame. 
Bedrijven proberen je er met reclames van te overtuigen dat je hun product of dienst moet kopen. Vaak gebruiken ze hierbij reclametrucs
Zo zie je in reclames vaak alleen de positieve kant van een product. Ook wordt in veel reclames de indruk gewekt dat je van het product gelukkiger of mooier wordt. 
En met bekende personen laten bedrijven een reclame bijvoorbeeld meer opvallen. Als kritisch consument probeer je door deze trucs heen te kijken.

Slide 22 - Slide

Duurzaamheid
In de keuzes die je als consument maakt kun je rekening houden met de wereld om je heen.
Je maakt dan duurzame keuzes. Duurzaam betekent dat iets zo lang mogelijk meegaat en zo min mogelijk schade aanricht aan het milieu, dieren en mensen.
Je maakt bijvoorbeeld een duurzame keuze als je je afval scheidt, biologische groenten koopt of met de fiets gaat in plaats van met de auto.

Slide 23 - Slide

Duurzame productie
Bedrijven kunnen bij hun productie ook duurzame keuzes maken. Bijvoorbeeld door zelf energie op te wekken met zonnepanelen of door materialen te recyclen, zodat er minder nieuwe grondstoffen nodig zijn. Je noemt dat duurzame productie. Duurzame producten kun je vaak herkennen aan een keurmerk. Zo is er een EKO-keurmerk voor biologische voeding en een MSC-keurmerk voor duurzaam gevangen vis.

-->Maak de test en opdracht 10

Slide 24 - Slide

Opdracht
maak opdracht 8 en 9

Slide 25 - Slide