12 - Chapitre 5 - H 'het bijvoeglijk naamwoord'

programme - vendredi 24 juin
  • Révision -> aujourd'hui
  • H grammaire - het bijvoeglijk naamwoord 
  • Check
  • Semaine prochaine: test chapitre 5

  • hier - jeudi
  • aujourd'hui - vendredi
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

programme - vendredi 24 juin
  • Révision -> aujourd'hui
  • H grammaire - het bijvoeglijk naamwoord 
  • Check
  • Semaine prochaine: test chapitre 5

  • hier - jeudi
  • aujourd'hui - vendredi

Slide 1 - Slide

Tu es comment?
A
B
C
D

Slide 2 - Quiz


A
il est petit
B
il est calme
C
il a les cheveux marrons
D
il a les yeux bleus

Slide 3 - Quiz

elle a les cheveux de quelle couleur Yasmine?
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz

antwoord de vraag in het Frans. Maak een hele zin

Slide 5 - Open question


A
oui, je porte des lunettes
B
oui, il porte des lunettes
C
oui, elle porte des lunettes
D
non, tu ne portes pas de lunettes

Slide 6 - Quiz


Antwoord de vraag in het Frans.
Maak een hele zin.

Slide 7 - Open question

BUTS
grammaire H - page 36
aan het einde van deze paragraaf

kun je iemand omschrijven
+
ken je de verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Slide

exercice 31 ab - page 38
Tekst
Tekst

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

exercice 31cd - page 39
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

exercice 32 bcd - page 39-40
timer
5:00

Slide 13 - Slide

CHECK
grammaire H - page 36

ken je de verschillende vormen van het bezittelijk naamwoord?

Slide 14 - Slide

-> sleep de goede vorm (blauw) naar de goede plek (wit) <-
-
-e
-s
-es
petit
petits
petite
petites

Slide 15 - Drag question

Elisabeth est _________.
A
néerlandais
B
néerlandaiss
C
néerlandaise
D
néerlandaises

Slide 16 - Quiz

Le restaurant est ___________.
A
grand
B
blond
C
intelligent
D
grande

Slide 17 - Quiz

Alex et Fred sont ________.
A
calmee
B
calmes
C
calm
D
calme

Slide 18 - Quiz

Les cousines sont ___________.
A
française
B
français
C
France
D
françaises

Slide 19 - Quiz

CHECK
grammaire H - page 36


kun je iemand omschrijven?

Slide 20 - Slide

kies 1 persoon
beschrijf zijn/haar uiterlijk in 3 zinnen
verzin 2 karaktereigenschappen en beschrijf die in 2 zinnen

Slide 21 - Open question

Semaine prochaine: test chapitre 5

vocabulaire: famille + activités + amis + couleurs + adjectifs descriptifs + caractère + mois
phrases-clés: parler de ses activités + décrire quelqu'un
grammaire: le passé composé et l'adjectif (verschillende vormen)

Slide 22 - Slide