Quiz Pathologie

Wat is de meest voorkomende oorzaak van een amputatie in Nederland?
A
Een ongeluk
B
Vaatlijden, zoals bijvoorbeeld diabetes mellitus
C
Een kwaadaardig gezwel (tomur)
D
Foute chirurgische ingreep
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
WelzijnMBOStudiejaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is de meest voorkomende oorzaak van een amputatie in Nederland?
A
Een ongeluk
B
Vaatlijden, zoals bijvoorbeeld diabetes mellitus
C
Een kwaadaardig gezwel (tomur)
D
Foute chirurgische ingreep

Slide 1 - Quiz

Waarom kun je niet direct na een beenamputatie een prothese krijgen?
A
De stomp is nog gezwollen
B
Ze moeten de prothese nog maken, wat een jaar duurt
C
Je moet eerst met alleen de stomp leren leven

Slide 2 - Quiz

Hoe heet het verschijnsel waarbij mensen denken dat het geamputeerde lichaamsdeel nog aanwezig is en hierdoor op die plek gevoelens als pijn, jeuk en het voelen van warmte en kou ervaren?
A
Oncologische pijn
B
Vaatpijn
C
Fantoompijn
D
Nociceptieve pijn

Slide 3 - Quiz

Welk lichaamsdeel wordt het meest geamputeerd?
A
Een arm
B
Een hand
C
Een voet
D
Een been

Slide 4 - Quiz

Wat is artrose?
A
Een aandoening aan het kraakbeen
B
Een aandoening aan de gewrichten
C
Een aandoening aan de botten
D
Een aandoening aan de zenuwen

Slide 5 - Quiz

Pijnklachten van artrose worden meestal verminderd door
A
Bewegen
B
Rusten

Slide 6 - Quiz

Hoe wordt artrose gediagnosticeerd
A
Door een MRI-scan te maken
B
Door een röntgenfoto te maken
C
Door de huisarts naar aanleiding van het klinisch beeld

Slide 7 - Quiz

Artrose komt niet voor bij mensen onder de 65 jaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Welke klachten heb je bij reuma?
A
Last met ademhalen
B
Last van de gewrichten
C
Reuk gaat weg
D
Gehoor wordt minder

Slide 9 - Quiz

Wat is de precieze oorzaak van Reumatoïde Artritis
A
Stress
B
Roken
C
Alcoholgebruik
D
Onbekend

Slide 10 - Quiz

Wat kan een klacht zijn van Reumatoïde Artitis
A
Hoofdpijn
B
Vermoeidheid
C
Misselheid
D
Depressie

Slide 11 - Quiz

Hoeveel mensen in Nederland hebben Reumatoïde artritis
A
20004
B
30050
C
260000
D
967000

Slide 12 - Quiz

Wie stelt een spierziekte vast?
A
Ergotherapeut
B
Cardioloog
C
Neuroloog
D
Fysiotherapeut

Slide 13 - Quiz

Wat is waar over de ziekte van Duchenne
A
Meisjes krijgen de ziekte voornamelijk
B
Mensen met deze ziekte worden maximaal 20 jaar oud
C
Het is een erfelijke ziekte
D
Mensen met deze ziekte kunnen géén ademhalingsondersteuning krijgen

Slide 14 - Quiz

Wat is bijna nooit een symptoom van een spierziekte?
A
Slappe armen/benen
B
Evenwichtsproblemen
C
Spraakproblemen
D
Koorts

Slide 15 - Quiz

Hoeveel verschillende soorten spierziektes bestaan er?
A
8
B
150
C
600
D
4300

Slide 16 - Quiz

Wat is een burgerhulpverlener?
A
Een werknemer die binnen het bedrijf hulp biedt bij calamiteiten
B
Iemand die is aangemeld bij een oproepsysteem reanimatie en een oproep krijgt om hulp te bieden bij een hartstilstand in de buurt
C
Iemand die is aangesloten bij Burgernet, en de politie helpt bij verdachte zaken in de buurt
D
Iemand met een EHBO-diploma

Slide 17 - Quiz

Wat is geen risicofactor voor hart- en vaatziekten?
A
Diabetes
B
Hoge bloeddruk
C
Laag cholestrolgehalte
D
Roken

Slide 18 - Quiz

Een beroerte is de verzamelnaam voor een herseninfarct en een hersenbloeding. Komen ze allebei evenveel voor?
A
Ja 50/50
B
Nee, het is vaker een herseninfarct (80%)
C
Nee, het is vaker een hersenbloeding (80%)

Slide 19 - Quiz

Hoeveel mensen worden er gemiddeld dagelijks opgenomen met hart- of vaatziekten?
A
15
B
100
C
700
D
1600

Slide 20 - Quiz

COPD wordt vooral veroorzaakt door?
A
Erfelijkheid
B
Astma
C
Roken
D
Overgewicht

Slide 21 - Quiz

Welke soort sport wordt het meeste aangeraden voor Astma patiënten?
A
Korte, intensieve inspanningen zoals 100m sprint
B
Langdurige, intensieve inspanningen zoals voetbal
C
Uithoudingssporten zoals zwemmen

Slide 22 - Quiz

Wat is een longaanval?
A
Een snelle en plotselinge verergering van de klachten
B
Een snelle en plotselinge verbetering van de klachten
C
Een snelle en plotseling opkomende longontsteking

Slide 23 - Quiz

De meeste mensen met COPD gebruiken:
A
Luchtwegverwijders
B
Ontstekingsremmers
C
Beide

Slide 24 - Quiz

Hoe wordt diabetes mellitus type 2 in de volksmond ook wel genoemd?
A
Zwangerschapsdiabetes
B
Jongerendiabetes
C
Ouderdomdiabetes
D
Zoettekauw

Slide 25 - Quiz

Welke vorm van diabetes komt het meeste voor?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2
C
Komen even vaak voor

Slide 26 - Quiz

Insuline is
A
Een hormoon
B
Een medicijn
C
Een voedingsstof

Slide 27 - Quiz

Welk antwoord is ONJUIST: Je hebt een grotere kans op diabetes als je
A
Overgewicht hebt
B
Diabetes in de familie hebt
C
Als je zwanger bent
D
Te veel UV straling krijgt

Slide 28 - Quiz

Wat houdt chronische pijn in?
A
Chronische pijn is een pijn die niet langer aanhoudt dan een normale genezingsperiode voor een ziekte of verwonding.
B
Chronische pijn is een voortdurende of terugkerende pijn die langer aanhoudt
C
Chronische pijn is een pijn die nooit meer overgaat.
D
Chronische pijn voel je niks van.

Slide 29 - Quiz

Waar bevind zich chronische pijn?
A
Alleen in de handen
B
Alleen in de voeten
C
Het kan in het hele lichaam optreden
D
Alleen in je organen

Slide 30 - Quiz

We spreken van chronische pijn, wanneer pijnklachten langer dan
A
2 weken blijven bestaan
B
3 dagen blijven bestaan
C
1 maand blijft bestaan
D
3 maanden blijven bestaan

Slide 31 - Quiz

Bij chronische pijn is het belangrijk om
A
Constant in beweging te zijn
B
Zoveel mogelijk op bed te liggen
C
Je te laten opereren
D
Balans te vinden tussen belasting/belastbaarheid

Slide 32 - Quiz