4M P1 Les Compositie Beeldaspect Vormgeving

Aspecten van de Voorstelling
Wat stelt het voor?
Wat herken ik?
Wat is het thema?  
Wat is het? 
Wat is de inhoud?
4M Theorie
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Aspecten van de Voorstelling
Wat stelt het voor?
Wat herken ik?
Wat is het thema?  
Wat is het? 
Wat is de inhoud?
4M Theorie

Slide 1 - Slide

Aspecten van de Voorstelling
Wat stelt het voor?
Wat herken ik?
Wat is het thema?  
Wat is het? 
Wat is de inhoud?
Tijdens de theorieles maak je aantekeningen in het schetsboek. 
Dit schetsboek wordt een verzameling aan begrippen + afbeeldingen + kleine schets oefeningen. 
En zal helpen bij de voorbereiding voor het CPE en CE

Slide 2 - Slide

Voorbereiding Beeldbeschouwen 

Slide 3 - Slide

ORDENING & COMPOSITIE

Slide 4 - Slide

VORMGEVINGSASPECTEN
COMPOSITIE
De ordening/ plaatsing van onderdelen in een kunstwerk heet compositie.
LAYOUT
De ordening van pagina's, tekst en afbeeldingen in bijvoorbeeld een boek
AANDACHTSPUNT
Het onderdeel in de compositie dat het meeste opvalt.
AANZICHT
De kant van een voorwerp of ruimte waar je tegenaan kijkt.
EVENWICHT/ HARMONIE
Alle onderdelen zijn in evenwicht met elkaar.
Het geheel wordt als rustig ervaren. 
RITME
Regelmatige herhaling van vormen, kleuren of geluiden.

Slide 5 - Slide

Layout
De ordening/opstelling van pagina's, tekst en afbeeldingen in bijvoorbeeld een boek

Slide 6 - Slide

Aandachtspunt
Het onderdeel in de compositie dat het meeste opvalt. Je aandacht wordt hier naartoe getrokken.

Slide 7 - Slide

Aanzicht
De kant van een voorwerp of ruimte waar je tegenaan kijkt.
Voorbeelden van aanzichten:
  •  Zij- aanzicht
  • Voor- aanzicht
  • Achter- aanzicht
  • Boven- aanzicht
  • Onder- aanzicht

Slide 8 - Slide

Evenwicht/ harmonie
Alle onderdelen zijn in evenwicht met elkaar.
Het geheel wordt als rustig ervaren. 
Ritme
Regelmatige herhaling van vormen, kleuren of geluiden.

Slide 9 - Slide

Verschillende soorten composities
1. Centrale compositie
2. Over-all compositie
3. Diagonale compositie
4. Driehoekscompositie
5. Horizontale compositie
6. Verticale compositie
7. Symmetrische compositie
8. Asymmetrische compositie
9. Dynamische compositie
10. Statische compositie

Slide 10 - Slide

COMPOSITIEVORMEN
centrale compositie
het belangrijkste van de voorstelling bevind zich in het midden van het beeld
over-all compositie
overal in het beeld gebeurt iets en is even belangrijk. 
diagonale compositie
een ordening die schuin van de ene hoek naar de andere hoek loopt. 
driekhoekscompositie
je kan een denkbeeldige driekhoek tekenen om het onderwerp. 
symmetrische compositie
het beeld is links en rechts gespiegeld (of bijna gespiegeld)
asymmetrische compositie
het beeld valt niet te spiegelen, linker en rechterkant geven een verschillend beeld. 
dynamische compositie
door veel ronde en gebogen lijnen ontstaat er veel beweging. 
statische compositie
een compositie met symmetrie en een herhaling van horizontale of verticale lijnen. geeft een statische/rustige indruk. 

Slide 11 - Slide

statische compositie      driehoekscompositie.    overall compositie.     centrale compositie.     diagonale compositie. 

Slide 12 - Slide

RUIMTE

Slide 13 - Slide

VORMGEVINGSASPECTEN
RUIMTE
ruimtesuggestie - dieptesuggestie 2D
de manier om op een plat vlak toch ruimte te suggereren. 
De voorstelling lijkt ruimtelijk (3d), maar is plat (2d)
ruimte innemend 
3D: objecten nemen ruimte in. 
een groot object neemt meer ruimte in dan een klein object.
vrijstaand 
3D: je kan om het kunstwerk heen lopen. 
ruimte omvattend
3D:  Deze vormen omhullen een andere vorm. Denk aan een melkpak. Het pak is de ruimte omvattende vorm. De melk is het object. 

Slide 14 - Slide

ruimte innemend 3D objecten nemen letterlijk ruimte in. Een groot object meer dan een klein object. 

ruimte omvattend een vorm die een andere vorm omvat. 

Slide 15 - Slide

RUIMTESUGGESTIE
lijnperspectief 
(een-punts-perspectief, twee-punts-perspectief)
meetkundige manier voor het weergeven van ruimte. Waarbij er een duidelijke horizon, verdwijnpunt en vluchtlijnen te zien zijn. Het hele beeld loopt naar 1 of 2 verschillende verdwijnpunten.  
kleur perspectief
warme kleuren komen meer naar voren, koude kleuren blijven op de achtergrond. Hierdoor ontstaat er het idee van ruimte. 
atmosferisch perspectief
kleuren op de voorgrond zijn intens en donker. richting de achtergrond vervagen de kleuren, wordt het lichter en grijziger. 
kikvors perspectief
alsof je door de ogen van een kikker de wereld bekijkt. het standpunt is laag. je kijkt tegen dingen op. 
vogelvlucht perspectief 
alsof je door de ogen van een vogel de wereld bekijkt. Het standpunt is hoog. je kijkt bovenop dingen. 
overlapping
door objecten over elkaar heen te plaatsen, lijkt het een verder weg te staan dan de ander. 
doorkijkje
Het lijkt alsof je door een soort kijkdoos gaatje een voorstelling ziet. 
repoussoir
een donker object op de voorgrond duwt de lichte vormen naar achteren
trompe-l'oeil effect
een illusie van een open ruimte in een muur of plafond. 
voor- en achtergrond
Objecten op de voorgrond zijn groter dan objecten op de achtergrond. 
afsnijding 
een deel van de voorstelling wordt afgesneden door de rand van het werk 

Slide 16 - Slide

Kikvors perspectief
De kunstenaar heeft een laag standpunt en kijkt tegen een object op.

vogelvlucht perspectief. 
De kunstenaar heeft een hoog standpunt en kijkt op een object neer. De horizon en het verdwijnpunt bevinden zich hoog in het kunstwerk.

Slide 17 - Slide

lijnperspectief / een-puntsperspectief 
Lijnen die de diepte in gaan lijken bij elkaar te komen in 1 verdwijnpunt op de horizon.

twee punts perspectief. 
Lijnen die de diepte in gaan lijken bij elkaar te komen in 2 verdwijnpunten op de horizon. 

Slide 18 - Slide

afsnijding
de voorstelling lijkt buiten de rand verder te gaan.

overlapping  een voorwerp bevindt zich VOOR een ander voorwerp. Je weet daardoor dat het voorwerp dat overlapt wordt verder naar achter staat 

Slide 19 - Slide

groot - klein
de voorwerpen op de voorgrond zijn groot. 
de voorwerpen op de achtergrond zijn klein. 

doorkijkje je kijkt als toeschouwer door bijv. 
een raam of deur naar binnen/buiten.
De voorstelling wordt hierdoor deels overlapt.     

Slide 20 - Slide

asmosferisch perspectief de kleuren vervagen, op de voorgrond zijn de kleuren intens, maar worden richting de achtergrond lichter/grijzer. 

kleur perspectief  warme kleuren komen meer naar voren dan koude kleuren. Koude kleuren lijken warme kleuren naar de voorgrond te duwen.    

Slide 21 - Slide

repoussoir een grote donkere vorm op de voorgrond duwt de rest naar achteren. Door deze vorm wordt je oog de voorstelling ingetrokken. 
trompe-l'oeil  "de bedrieging van het oog" de illusie van ruimte in een muur of plafond. In de afbeelding hierboven lijkt het alsof je naar buiten kan kijken.    

Slide 22 - Slide

KLEUR

Slide 23 - Slide

VORMGEVINGSASPECTEN
kleursoort
hoe we de kleuren benoemen; rood, blauw, bruin, etc. 
kleurhelderheid
de helderheid gaat over hoe licht of donker een kleur lijkt. 
kleurzuiverheid
in zuivere kleuren zitten zo min mogelijk sporen van andere kleuren en zijn fel van kleur. 
onverzadigde kleuren
deze kleuren zijn afgezwakt en gemengd met andere kleuren. hierdoor worden ze lichter of donker worden. 
kleurgebruik
kleuren worden op verschillende manieren ingezet om een bepaald effect te bereiken .

Slide 24 - Slide

VORMGEVINGSASPECTEN
kleurencirkel
een rangschikking van de kleuren in een cirkel. 
primaire kleuren
de basiskleuren: geel, rood, blauw.  met deze kleuren zijn alle andere zuivere kleuren te mengen. 
secundaire kleuren
de zuivere kleuren die ontstaan door twee primaire kleuren te mengen: oranje, paars, groen
tertiare kleuren
onverzadigde mengkleuren van of; 3 primaire kleuren, of een kleur gemengd met zwart. 
kleurfamilie 
kleuren die bij elkaar horen omdat ze min of meer het zelfde effect hebben. Er zijn 5 families: 
felle kleuren, pastel kleuren, donkere - aardse kleuren, koele kleuren en de warme kleuren

Slide 25 - Slide

primaire kleuren 
secundaire  kleuren 

Slide 26 - Slide

tertiaire kleuren
tertiaire kleuren

Slide 27 - Slide

kleurfamilie 
(fel, pastel, donker, warm, koud)
tertiaire kleuren

Slide 28 - Slide

VORMGEVINGSASPECTEN
kleurcontrasten
kleuren kunnen elkaar versterken of elkaar verzwakken. Dit versterken of verzwakken noem je een contrast. 
complementair contrast
De kleuren tegenover elkaar op de kleurencirkel versterken elkaar. Door ze naast elkaar te gebruiken lijken ze nog feller. 
warm-koud contrast
de tegenstelling tussen een warme en een koude kleur. 
licht-donker contrast
een contrast in helderheid van de kleuren
kleur-kleur contrast 
twee verschillende kleuren naast elkaar. Zonder elkaars mengkleuren er tussen. 
kwantiteitscontrast
een tegenstelling tussen hoeveelheid van de ene en de andere kleur. 

Slide 29 - Slide

Kleurcontrasten
Een kleurcontrast is een effect dat ontstaat door een combinatie van kleuren of tinten. Kleurcontasten kunnen gebruikt worden bij dieptewerking.

Kleur-tegen-kleurcontrast
Complementaircontrast
Licht-donkercontrast
Warm-koudcontrast
Kwaliteitscontrast
Kwantiteitscontrast

Slide 30 - Slide

Kleur tegen kleurcontrast
Dit contrast is het sterkst wanneer je de primaire kleuren tegen elkaar zet. Maar het werkt ook goed met andere zuivere kleuren.
Geeft omtreklijnen geeft het sterkste effect.

Slide 31 - Slide

Complementair contrast
Deze kleuren versterken elkaar, ze staan recht tegenover elkaar in de kleurencirkel.

Dit zijn: 
paars tegen geel, 
rood tegen groen,
blauw tegen oranje.

Slide 32 - Slide

Licht-donkercontrast
  • Dit is het verschil tussen lichte en donkere kleuren. 
  • Wit - zwart geeft het grootste contrast. 
  • Je maakt kleuren donkerder (verdonkeren) door te mengen met zwart. Of lichter (verhelderen) door te mengen met wit.

Slide 33 - Slide

Warme en koude kleuren
Warme kleuren: 
  • Zijn warm en gezellig.
  • Lijken dichterbij.
  • Vormen een contrast met koude kleuren. 

Koude kleuren:
  • Zijn koel en rustig. 
  • Lijken verder weg.
  • Vormen een contrast met warme kleuren. 

    Slide 34 - Slide

    Koud–warmcontrast
    Een warme kleur naast een koude kleur geeft een koud-warmcontrast.

    Slide 35 - Slide

    Kwaliteitscontrast
    Kleuren uit dezelde kleurenfamilie gebruiken en deze uitsluitend verhelderen (mengen met wit), verdonkeren (mengen met zwart) of vergrijzen (mengen met grijs).

    Slide 36 - Slide

    Kwantiteitscontrast
    Kleuren gebruiken in zeer verschillende hoeveelheden. Veel van de één en weinig van de ander. 

    Slide 37 - Slide

    VORMGEVINGSASPECTEN
    KLEURGEBRUIK
    symbolisch kleurgebruik
    de kleur staat symbool voor een begrip.
    bijv. rood = liefde , goud = rijkdom,  groen = leven etc. 
    realistisch kleurgebruik
    de kunstenaar mengt de kleuren zo realistisch mogelijk. 
    impressionistisch kleurgebruik 
    feller dan realistische kleuren met snelle 'toets' (penseelstreek)
    expressief kleurgebruik
    bij expressief kleurgebruik gaat het over de emotionele betekenis van de kleuren. 
    monochroom/ polychroom kleurgebruik
    monochroom betekent "in 1 kleur" 
    polychroom = meerkleurig. 
    egaal kleurgebruik
    de kleur is overal even verzadigd. je ziet geen kleurovergangen. 

    Slide 38 - Slide

    Expressief kleurgebruik
    Bij expressief kleurgebruik worden kleuren gebruikt om gevoelens en emoties die een voorstelling bij de schilder opriep weer te geven. 

    Slide 39 - Slide

    Symbolisch kleurgebruik

    Kleurgebruik om de funtie
    van iets uit te leggen.
    Bijvoorbeeld personen.

    Slide 40 - Slide

    Realistisch
    Impressionistisch

    • natuurgetrouwe kleuren
    • wilde penseelstreken
    • licht en kleur
    • schetsachtig, grove toets. 

    Slide 41 - Slide