Herhaling H5

Herhaling H5
Toets donderdag 25 mei
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Herhaling H5
Toets donderdag 25 mei

Slide 1 - Slide

Soorten onderwerpen
Uitgaven (soorten)
Budgetteren
Lenen en sparen
Rente en aflossing

Slide 2 - Slide

Soorten uitgaven

Slide 3 - Slide

Wat voor soorten uitgaven hebben we?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Welke beweringen zijn juist
A
Vaste lasten zijn uitgaven die met regelmaat terugkeren.
B
Duurzame gebruiksgoederen zorgen voor uitgaven
C
Verbruiksgoederen raken bij gebruik op.
D
Gebruiksgoederen raken bij gebruik op

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Dus wat is het verschil tussen een verbruiksgoed en gebruiksgoed?

Slide 9 - Open question

De huishoudelijke uitgaven zijn gestegen van €200,- per maand naar €276 per maand. Hoeveel % is dit?
A
27,53%
B
76%
C
38%
D
-27,53%

Slide 10 - Quiz

Procentuele verandering
Voor  verhoging of daling van getallen gebruik je:

(Nieuw-oud): oud x 100%

Slide 11 - Slide

De totale uitgaven zijn €500,-
De persoonlijke uitgaven zijn €126
Hoeveel procent is dit?
A
396,83%
B
296,83%
C
25%
D
25,2%

Slide 12 - Quiz

Grootte van procenten
Om uit te rekenen hoeveel procent iets is van het totaal gebruik je:

Deel/geheel x 100%

Slide 13 - Slide

Budgetteren

Slide 14 - Slide

Wat zou budgetteren betekenen
A
Meer inkomsten gaan verdienen om uitgaven te betalen
B
Inkomsten en uitgaven in evenwicht brengen
C
Sparen
D
Op inkomsten bezuinigen

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Iemand spaart voor een bedrag van €300,-. Hij verdient €40,- per maand.
Hoeveel maanden moet hij sparen?
A
70 maanden
B
1 jaar
C
7.5 maanden
D
8 maanden

Slide 17 - Quiz

Playstation 5 kost €540,-
Al 150 euro is gespaard en krijgt 120 euro zakgeld per maand
Hoeveel maanden moet jij nog sparen?

Slide 18 - Open question

Welke maatregelen kan iemand nemen om niet in financiële problemen te raken
A
Bezuinigen en gebruik maken van spaargeld
B
Meer geld op de spaarrekening zetten
C
Een lening afsluiten met lage rente
D
Meer werken en uitstel duurzame producten

Slide 19 - Quiz

Lenen( of sparen)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Wat zijn voor of nadelen van lenen?

Slide 22 - Mind map

Rente
Stel iemand sluit een lening af van €1000,-  met een looptijd van 12 jaar. Hij betaalt elk jaar €100 terug aan de bank.

Hoeveel betaalt hij hierdoor extra terug aan de bank?

Slide 23 - Slide

Wat weten we al van rente en aflossing?

Slide 24 - Mind map

Slide 25 - Video

Rente percentage
Je betaal aan rente €100,- per jaar over een lening van €1000

Wat is nu het rente percentage?

Slide 26 - Slide

We hebben een lening van €2000,- en betalen aan rente €200,- en aflossing €300,-. Bereken het rente %

Slide 27 - Open question

Lening van €5000,- tegen looptijd van 12 jaar. Je betaalt €540,- per jaar.
Wat is de rente en rente %

Slide 28 - Open question

Levensloop

Slide 29 - Slide

Wat gebeurt er met je inkomsten en uitgaven als je op jezelf gaat wonen
A
Die raken uit evenwicht
B
Je zal minder zakgeld krijgen
C
Je zal meer gaan verdienen en minder uitgaven
D
Ze gaan hun geld vooral sparen

Slide 30 - Quiz

Kies door welk voorval kunnen je inkomsten stijgen juist wel
A
Haar kinderen gaan zelfstandig wonen
B
Ze gaat meer sparen bij de bank
C
Ze gaat met pensioen
D
Ze gaat minder werken vanwege haar kinderen

Slide 31 - Quiz

Welke beweringen zouden kunnen kloppen?
A
Als de kinderen uit huis gaan, stijgen de inkomsten
B
De inkomsten dalen als mensen gaan samenwonen
C
De inkomsten stijgen als mensen met pensioen gaan
D
De uitgaven stijgen als de kinderen klein zijn

Slide 32 - Quiz

Wat hebben we allemaal behandeld?

Slide 33 - Mind map

Berekeningen die je moet weten
- (nieuw-oud/oud x 100% :voor veranderingen
- Deel/geheel x 100% :om uit te rekenen hoe groot gedeelte iets is van het totaal
- Rente kunnen uitrekenen met rente percentage
- Gemiddelde kunnen berekenen

Slide 34 - Slide

Wat gaan we het resterende deel van de les doen?


Wat: Verder werken aan hoofdstuk 5 of leren /maken oefentoetsen
Hoe: Alleen  (mag met oortjes in)
Tijd: tweede lesuur
Klaar: Verder werken aan hoofdstuk 6

Slide 35 - Slide