This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Doel van de les
Je leert:
- het onderwerp van een tekst vinden
- hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden
- de hoofdgedachte verwoorden
- woordenschat
Slide 1 - Slide
Met welke leesstrategie vind je het onderwerp van een tekst?
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
precies lezen
D
zoekend lezen
Slide 2 - Quiz
Welk woord is een synoniem van 'verzonnen naam'
A
synoniem
B
pseudoniem
C
creatief
D
opinie
Slide 3 - Quiz
Wat is een ander woord voor 'goed- of afkeuring te kennen geven over'
A
reduceren
B
fenomeen
C
bovendien
D
beoordelen
Slide 4 - Quiz
Wat is een synoniem voor 'vooral'
A
klakkeloos
B
dankzij
C
meestal
D
hoofdzakelijk
Slide 5 - Quiz
Werkwijze
Je leest een krantenartikel en beantwoordt de vragen.
De antwoorden vergelijken we met elkaar.
We bespreken wat je geleerd hebt van deze les.
Slide 6 - Slide
Formuleer het onderwerp van deze tekst. Denk aan de criteria (kort & concreet)
Slide 7 - Open question
Geef aan wat de deelonderwerpen in deze tekst zijn.
Slide 8 - Mind map
Hoe trekt de schrijver de aandacht in de inleiding van de tekst?
A
Door een anekdote te vertellen.
B
Door de opbouw van de tekst te beschrijven.
C
Door de aanleiding van het schrijven te noemen.
D
Door een korte samenvatting te geven.
Slide 9 - Quiz
Zoek in de kern van de tekst naar een opsommend of tegenstellend verband. Citeer deze zin (schrijf de eerste twee en laatste twee woorden van de zin op). Noem ook het signaalwoord dat bij dit tekstverband past. Tip: een aantal signaalwoorden zijn al onderstreept.
Slide 10 - Open question
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Slide 11 - Mind map
Wat heeft deze les je opgeleverd?
A
Veel nieuws geleerd.
B
De theorie kende ik al, maar ik kan het nu beter toepassen.
C
Ik heb goed geoefend, maar vind het nog steeds moeilijk.