Woche 7
H3d Duits, Woche 7
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 20 slides, with text slides.
Items in this lesson
H3d Duits, Woche 7
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Beginopdracht
Slide 3 - Slide
Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)
Quizlet-Test
Woordjes D/F + G
Challenge Kapitel 5:
Aufgabe 1 + 2
Aufgabe 1 + 2
Freitag (40 Min.)
Diagnostische Toets
Kapitel 5
Dienstag (40 Min.)
Quizlet-Test Woordjes A + B
Training Kapitel 5:
Aufgabe 1 + 2 + 3
Slide 4 - Slide
Herhaling Grammatik C
Modale werkwoorden:
- Welke 7 bestaan er in het Duits?
- Welke 3 regels heb je hierbij geleerd?
Slide 5 - Slide
Herhaling Grammatik C
Regel 1: De stamklinker verandert in het enkelvoud
dürfen = ich darf, du darfst, er/sie/es darf, wir dürfen....
können = ich kann, du kannst, er/sie/es kann, wir können
mögen = ich mag, du magst, er/sie/es mag, wir mögen
müssen = ich muss, du musst, er/sie/es muss, wir müssen....
sollen = ich soll, du sollst, er/sie/es soll, wir sollen......
wollen = ich will, du willst, er/sie/es will, wir wollen, ihr wollt......
wissen = ich weiß, du weißt, er/sie/es weiß, wir wissen...
Slide 6 - Slide
Herhaling Grammatik C
Regel 2: ich en er/sie/es hebben dezelfde uitgang (namelijk: niets!)
dürfen = ich darf, er/sie/es darf
können = ich kann, er/sie/es kann
mögen = ich mag, er/sie/es mag
müssen = ich muss, er/sie/es muss
sollen = ich soll, er/sie/es soll
wollen = ich will, er/sie/es will
wissen = ich weiß, er/sie/es weiß
Slide 7 - Slide
Herhaling Grammatik C
Regel 3: Je moet de voltooide deelwoorden ook leren
dürfen = ich habe gedurft
können = ich gekönnt
mögen = ich habe gemocht
müssen = ich habe gemusst
sollen = ich habe gesollt
wollen = ich habe gewollt
wissen = ich habe gewusst
Slide 8 - Slide
Herhaling Grammatik E
Ontleden/voorzetsels
Wat je moet KUNNEN: de juiste uitgangen/naamvallen invullen
Wat je moet KENNEN: de regels voor ontleden & voorzetsels
Wat je NIET moet KENNEN: alle naamvalschema's (die krijg je namelijk op je toets erbij)
Slide 9 - Slide
Herhaling Grammatik E
Hoe ga je bij onderstaande zinnen te werk?
- Ich habe mein___ Cousin (m) bei d___ Feier (v) von Rosa gesehen.
- Paul habe ___ (haar) ein___ T-Shirt (o) gegeben.
- Die Schüler haben gut für d___ Test (m) gelernt.
Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Slide 10 - Slide
Training Kapitel 5
- Aufgabe 1 (S. 142):
Kies per zin het passende modale werkwoord en zet het in de juiste vorm!
Kies per zin het passende modale werkwoord en zet het in de juiste vorm!
- Aufgabe 2 (S. 142):
Omcirkel per zin het woord met de juiste uitgang. Gebruik blz. 161 als hulpmiddel.
- Aufgabe 3 (S. 142):
Vertaal het woord tussen haakjes. Gebruik blz. 161 als hulpmiddel.
Slide 11 - Slide
Hausaufgaben für Donnerstag
- Maken:
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Beginopdracht
Slide 14 - Slide
Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)
Quizlet-Test
Woordjes D/F + G
Challenge Kapitel 5:
Aufgabe 1 + 2
Aufgabe 1 + 2
Freitag (40 Min.)
Diagnostische Toets
Kapitel 5
Dienstag (40 Min.)
Quizlet-Test Woordjes A + B
Training Kapitel 5:
Aufgabe 1 + 2 + 3
Slide 15 - Slide
Challenge Kapitel 5
- Aufgabe 1 (S. 143):
Vul alle lege plekken in & omcirkel de juiste vormen. Gebruik blz. 161 als hulpmiddel.
Vul alle lege plekken in & omcirkel de juiste vormen. Gebruik blz. 161 als hulpmiddel.
- Aufgabe 2 (S. 143):
Vertaal alle woorden tussen haakjes. Gebruik blz. 161 als hulpmiddel.
Slide 16 - Slide
Hausaufgaben für Freitag
- Maken:
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Beginopdracht
Slide 19 - Slide
Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)
Quizlet-Test
Woordjes D/F + G
Challenge Kapitel 5:
Aufgabe 1 + 2
Aufgabe 1 + 2
Freitag (40 Min.)
40 Min.: Diagnostische Toets
Kapitel 5
Dienstag (40 Min.)
Quizlet-Test Woordjes A + B
Training Kapitel 5:
Aufgabe 1 + 2 + 3
