This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welcome
Past simple and past continuous
Slide 1 - Slide
Today's programme
Aims
Explanation
Practise
Let's play a game
Slide 2 - Slide
Aims
I can tell the difference between the past simple and the past continuous
I can use the past simple and past continuous
Slide 3 - Slide
Past simple
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd
Je gebruikt deze term als je het hebt over:
Feiten, gewoonten of dingen die je doet met regelmaat die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.
Stam + ed / onregelmatig werkwoord
Slide 4 - Slide
past continuous
De Past Continuous is de deurvorm in de verleden tijd. Je gebruikt deze vorm als je wil zeggen dat:
Iets op een bepaald moment in het verleden een tijd(je) aan de gang was.
Was/were & werkwoord + ing
Slide 5 - Slide
Signaalwoorden
Voor de Past Continuous:
When, while
Voor de Past simple zijn het vaak tijdsbepalingen uit het verleden: yesterday, last week, last year, 1997, 2 days ago, etc.
Slide 6 - Slide
Past Continuous vs. Past Simple
Je gebruikt de Past Continuous in combinatie met de Past Simple om aan te geven dat er iets gebeurde (korte actie: Past simple) terwijl er al iets aan de gang was (lange actie: Past continuous).
Example:
I was reading a book when the phone rang
I was washing my car when the accident happened
Slide 7 - Slide
Any questions before we continue ?
Slide 8 - Slide
I ...... to my neighbour yesterday.
A
talk
B
talks
C
talked
D
were talking
Slide 9 - Quiz
Wat zijn de signaalwoorden voor de Past Simple (Minimaal 2)
Slide 10 - Open question
Fill in the Past Continuous: We ....... a good movie when the phone rang
A
watched
B
have watched
C
were watching
D
are watching
Slide 11 - Quiz
Wat zijn de signaalwoorden voor de Past Continuous?
Slide 12 - Open question
Past simple and Past Continuous
I ___ (wait) for the bus when it _____ (start) to rain.
Slide 13 - Open question
Past continuous and past continuous
While we _____ (walk) the dog, the neighbors ____ (wash) their car.
Slide 14 - Open question
Past simple and Past continuous
I ____(read) the newspaper, when all of a sudden my cat _____(jump) onto my lap.
Slide 15 - Open question
Murder case
Drie leerlingen zijn verdachte bij een moordzaak. De rest van de klas mag vragen stellen (past continuous) om erachter te komen wie de dader is.
Slide 16 - Slide
Who is guilty?
Mrs Johnson was murdered last night, but who killed her?