3: Energietransitie havo 3 paragraaf 3.1: De aarde warmt op.

Hoofdstuk 3: Energietransitie

Paragraaf 3.1: De aarde warmt op!



1 / 14
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3: Energietransitie

Paragraaf 3.1: De aarde warmt op!



Slide 1 - Slide

Wat is energietransitie?

Slide 2 - Open question

Hoofdstuk 3;
Paragraaf 1: De aarde warmt op!

Leerdoelen
  • Je kunt de feiten uit het leerboek benoemen die aantonen dat de aarde opwarmt;
  • Je kunt verklaren waarom de aarde opwarmt en welke gevolgen deze opwarming heeft voor het leven op aarde;
  • Je kunt een aantal gebieden aanwijzen waar de klimaatverandering zichtbaar is;
  • en je kunt met verschillende toekomstscenario's werken.

Slide 3 - Slide

Paragraaf 3.1: Feiten
Leerdoel: Je kent een aantal feiten dat aantoont dat de aarde opwarmt.
Klimaatwetenschappers zijn het eens over de volgende 4 feiten:
1: De aarde warmt op, gevolg; gletsjers en landijs smelten, gevolg: de zeespiegel stijgt.
2: Broeikasgassen zorgen voor opwarming van de aarde.
3: Klimaatbeleid noodzakelijk, ook als de broeikasgassen NU stoppen.
4: Gevolgen van de opwarming zijn nu al merkbaar.

Slide 4 - Slide

Klimaatverandering

Slide 5 - Slide

natuurlijke broeikaseffect
versterkte broeikaseffect
Broeikasgassen
Broeikasgassen:
  • kooldioxide (CO2)
  • methaan (CH4)
  • waterdamp (H2O)
Door verbranden aardgas, aardolie en steenkool komen er meer broeikasgassen in de atmosfeer.
Gevolgen versterkt broeikaseffect:
  • Zeespiegelstijging 
  • Gemiddeld hogere temperaturen
  • Meer hittegolven
  • droogte
  • misoogsten
  • watertekorten
  • Wanneer het regent zal de neerslagintensiteit veel groter zijn.
Het vermogen van de aarde om warmte vast te houden door de aanwezigheid van natuurlijke broeikasgassen in de atmosfeer.

Zonder natuurlijk broeikaseffect is er geen leven op aarde mogelijk!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Paragraaf 3.1; Gevolgen:
Milieuveranderingen voornamelijk vanaf de industriële revolutie  ( eerst lokaal nu mondiaal = ? ):
1: Zeespiegel stijgt, gevolg: kans op overstromingen.
2:Extremer weer, gevolgen: piekafvoer, overstromingen, hittegolven, droogte, zware buien, orkanen, bosbranden etc.
3: Dalende Landbouwopbrengsten, gevolg: honger en ondervoeding.
* Gevolg van deze gevolgen: toename aantal klimaatmigranten.

Slide 9 - Slide

Hoe werkt het broeikaseffect precies?
Zet het in de juiste volgorde.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
1
2
3
4
5
6
De aarde heeft een broeikas-effect. 
Daardoor heeft de aarde een aangename temperatuur.
Mensen zorgen voor veel uitstoot.
Er komt meer CO2 in de lucht.
De aarde houdt te veel warmte vast.
Het broeikaseffect wordt versterkt.

Slide 10 - Drag question

Vul in: Als er geen natuurlijk/versterkt - broeikaseffect zou bestaan dan zou de aarde te koud/warm worden.
A
Versterkte Koud
B
Versterkt Warm
C
Natuurlijk Koud
D
Natuurlijk Warm

Slide 11 - Quiz

Waarom wordt deze gletsjer met een wit doek ingepakt?
A
Dan heeft het dezelfde kleur als de gletsjer zelf en is het effect beter.
B
Wit reflecteert het zonlicht, zodat de gletsjer eronder niet smelt.
C
Wit absorbeert, zodat het doek warm wordt en de gletsjer eronder niet smelt.
D
Zodat de mensen niet direct op de gletsjer kunnen lopen en deze niet snel smelt.

Slide 12 - Quiz

Stelling 1: De rijkste 1 procent van de bevolking stoot evenveel co2 uit als de armste helft van de wereldbevolking.
Stelling 2: Door de opwarming van de zee heeft Nederland te meer te maken met hevige regenval.
A
Stelling 1 en 2 zijn waar.
B
Stelling 1 en 2 zijn niet waar.
C
Stelling 1 is waar. Stelling 2 is niet waar.
D
Stelling1 is niet waar. Stelling 2 is waar.

Slide 13 - Quiz

Aan het werk!
*Voeg toe aan de begrippenlijst in je schrift; de volgende woorden;  broeikasgassen, natuurlijk broeikaseffect, dampkring, versterkt broeikaseffect, lokaal, energie, brandstof, piekafvoeren, biodiversiteit en klimaatmigranten.
* Leerdoelen kunnen beantwoorden.
* Aan het werk: Opdrachten maken, samenvatting maken, online werken, mindmap maken, lesson-up doornemen, aantekeningen maken, etc................




Slide 14 - Slide