A: Algemene vaardigheden

A1 : Grootheden en Omrekenen
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

A1 : Grootheden en Omrekenen

Slide 1 - Slide

eindexamen
op het eindexamen moet je maten kennen voor verschillende grootheden maar ook deze omrekenen.

denk aan vragen met oppervlakte, massa of tijd. 

Slide 2 - Slide

lengte
de lengte-eenheid geeft een bepaalde afmeting van afstand aan. 

de standaardmaat voor lengte is meter.

Slide 3 - Slide

elke stapgrote tussen elk lengte-eenheid is telkens een factor van 10. 
door te vermenigvuldigen of door te delen met 10 kan je de waarde dan omrekenen. 

van meter naar millimeter zijn 3 stappen.  Je moet dan rekenen met een factor van 1000 (10-100-1000)

Slide 4 - Slide

oppervlakte
oppervlakte geeft aan hoe groot een bepaald gebied is.

de standaardmaat voor oppervlakte is vierkante meter (m2)

Slide 5 - Slide

elke stapgrote tussen elke oppervlakte-eenheid is telkens een factor van 100.
door te vermenigvuldigen of door te delen met 100 kan je de waarde dan omrekenen.
van vierkante meter naar vierkante centimeter zijn 2 stappen. Je moet dan rekenen met een factor van 10000 (100-10000)

Slide 6 - Slide

inhoud

inhoud is de maat voor volume.

Meestal wordt voor inhoud de standaardmaat liter gebruikt. 

Slide 7 - Slide

elke stapgrote tussen elk inhoud-eenheid is telkens een factor van 10.
door te vermenigvuldigen of door te delen met 10 kan je de waarde dan omrekenen.
van hectoliter naar milliliter zijn 5 stappen. Je moet dan rekenen met een factor van 100000 (10-100-1000-10000-100000)

Slide 8 - Slide

inhoud

inhoud kan ook in andere eenheden gegeven worden namelijk in kubieke meter (m3)

Slide 9 - Slide

elke stapgrote tussen elk inhoud-eenheid is telkens een factor van 1000.
door te vermenigvuldigen of door te delen met 1000 kan je de waarde dan omrekenen.
van kubieke decimeter naar kubieke decameter  zijn 2 stappen. Je moet dan rekenen met een factor van 1000000(1000-1000000)

Slide 10 - Slide

inhoud maten
liter en kubieke meter zijn beide inhoud maten. We kunnen deze dan ook omrekenen naar elkaar. 

We gebruiken hierbij de vuistregel dat 1 liter gelijk is aan 1 kubieke decimeter (1 dm3)


1 l = 1 dm3

Slide 11 - Slide

voorbeeld opgave
je rijdt 2,5 uur in een auto en je hebt 170 kilometer gereden wat is de gemiddelde snelheid?

noteer eerst wat je weet uit de tekst s= 170 km en t = 2,5 h
noteer dan formule gemiddelde snelheid (mag in woorden of symbolen)
vgem = s : t                  gemiddelde snelheid = afstand : tijd
invullen
vgem= 170 : 2,5
uitrekenen
vgem = 68 km/h

antwoord --> 68 km/h

Slide 12 - Slide

massa
de massa geeft aan hoeveel iets weegt. 

de standaard-eenheid voor massa is kilogram. 

Slide 13 - Slide

elke stapgrote tussen elk inhoud-eenheid is telkens een factor van 1000.
door te vermenigvuldigen of door te delen met 1000 kan je de waarde dan omrekenen.
van ton  naar gram  zijn 2 stappen. Je moet dan rekenen met een factor van 1000000(1000-1000000)

Slide 14 - Slide

tijd
tijd is meetbaar doormiddel van een klok. 

1 minuut is 60 seconde
een kwartier is 15 minuten
een uur is 60 minuten
een dag heeft 24 uur
een week heeft 7 dagen
een maand bestaat uit 30/31 dagen
een jaar heeft 12 maanden (365 dagen)
decennium is 10 jaar
eeuw is 100 jaar
millennium 1000 jaar

Slide 15 - Slide

snelheid
snelheid is meetwaarde van iets wat beweegt.

snelheid wordt gemeten in meter per seconde (m/s) of in kilometer per uur (km/h)

om tussen deze twee waardes om te rekenen kan je een vuistregel gebruiken
 1 m/s is 3.6 km/u

van m/s naar km/h is x 3,6
van km/h naar m/s is : 3,6

Slide 16 - Slide

gemiddelde snelheid
snelheid meet je door de afstand te delen door de tijd.

snelheid = afstand : tijd

snelheid heeft als symbool V
afstand heeft als symbool s
tijd heeft als symbool t

v = s : t

gemiddelde snelheid berekenen je door de totale afstand te delen door de totale tijd. 

Vgem = s : t

Slide 17 - Slide

voorbeeld opgave
Hoeveel liter is 68 kubieke centimeter?

noteer vuistregel 1 liter = 1 dm3

er zitten tussen kubieke centimeter en kubieke decimeter 1 stap we rekenen dan dus met de factor van 1000.

68 : 1000 = 0,068 kubieke decimeter
dit is gelijk aan 0,068 liter

antwoord --> 0,068 liter

Slide 18 - Slide

wat vind ik in mijn binas hierover?

Slide 19 - Slide

in tabel 2 kan ik omrekenregels vinden

Slide 20 - Slide

in tabel 3 kan ik vermenigvuldigingsfactoren vinden 

Slide 21 - Slide

in tabel 5 kan ik formules vinden voor oppervlaktes

Slide 22 - Slide

in tabel 7 van formules beweging, kracht en dichtheid kan ik de formule vinden voor gemiddelde snelheid.

Slide 23 - Slide

examenvragen.

Slide 24 - Slide

oefenvraag examen 2017 tijdvak 1- vraag 4

Marja fietst samen met haar vriendin door een winkelcentrum. Ze fiets met een constante snelheid van 5,0 m/s.

--> hoe groot is deze snelheid in km/h?
A
1,5 km/h
B
14 km/h
C
18 km/h
D
30 km/h

Slide 25 - Quiz

oefenvraag examen 2016 tijdvak 1 - vraag 14

Tijdens een voetbalwedstrijd ontstaat een 'wave'. De 'wave' begint wanneer toeschouwers opstaan, de armen strekken en weer gaan zitten. De toeschouwers in het vak ernaast voeren hierna dezelfde beweging uit. Een wave heeft een snelheid van 12 m/s.
noteer de snelheid van de wave in km/h

Slide 26 - Open question

oefenvraag examen 2015 tijdvak 1 - vraag 6

een elektrische auto met de naam 'schluckspecht E' heeft bij het afleggen van de grootste afstand op een acculading een wereldrecord gebroken. Zonder tussentijds opladen heeft de auto een afstand van maar liefst 1631,5 km afgelegd. De totale tijd die nodig was voor het rijden van de nieuwe wereldrecordafstand bedroeg 36 uur en 30 minuten.
-->Bereken de gemiddelde snelheid tijdens rit (noteer formule en berekening)

Slide 27 - Open question

oefenvraag examen 2014 tijdvat 1 - vraag 13

een speciale bestelbus heeft een snelheidsrecord gehaald.
op topsnelheid legt de bus in 146 s een afstand van 12600 m af.
bereken zijn top snelheid in km/h (tip reken eerst m/s uit)
laat berekening zien

Slide 28 - Open question

oefenvraag examen 2013 tijdvak 1 - vraag 14

voor het ontsnappen uit hoge gebouwen bij een ramp is een apparaat ontwikkeld waarmee je vanuit een raam kan abseilen (afdalen). Tijdens het abseilen is de hoogste snelheid 2,4 m/s.
--> hoe groot is die snelheid in km/h?

Slide 29 - Open question

oefenvraag examen 2012 tijdvak 1 - vraag 6

Freediving is een extreme vorm van duiken. Duikers proberen zonder zuurstoffles zo diep mogelijk te duiken. William Trubridge deed er 3 minuten en 30 seconden over om naar een diepte van 88 meter te duiken.
--> bereken de gemiddelde snelheid in m/s van William Trubridge bij deze duik. Rond af op 2 cijfers na de komma.

Slide 30 - Open question