4. De prijzen van goederen stijgen met als gevolg dat de omzet van bedrijven toeneemt en
het nominale bbp stijgt.
5. Er vindt een verandering plaats van de internationale concurrentieverhouding.
Als de inflatie in land A harder stijgt dan in land B, en als dit uiteindelijk effect heeft op
de verkoopprijzen van de exportproducten, dan kan land A minder exporteren omdat hun
klanten producten kopen in het land dat relatief goedkoper is geworden.
6. Consumptie wordt vervroegd. Als prijzen gaan stijgen dan kun je producten beter eerder
kopen voordat ze duurder worden.
Bij deflatie gebeurt het omgekeerde met als groot probleem het uitstellen van consumptie