Do 30 nov Taalverzorging

TOETS 3

Taalverzorging
Taalverzorging
Verwijswoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TOETS 3

Taalverzorging
Taalverzorging
Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

1. Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
actief
huidige
regio
bedoeling
bezig
tegenwoordig
nauwkeurig aangeven
plaats waar iemand of iets zich bevindt
streek

Slide 2 - Drag question

LEESTEKENS
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA

Slide 3 - Drag question

Ik bak pannenkoeken met een nieuwe pan.
Ik bakte pannenkoeken met een nieuwe pan.
Ik bak pannenkoeken met een nieuwe pan. 
Bak ik pannenkoeken met een nieuwe pan?
Ik bak pannenkoeken met een nieuwe pan.
Ik en mijn zusje bakken pannenkoeken met een nieuwe pan.
Zin is van tijd veranderd.
Zin is van getal veranderd.
Zin is vragend gemaakt.

Slide 4 - Drag question

Sleep het tekstdoel bij de juiste soort tekst
De schrijver wil informatie geven
De schrijver wil je amuseren
De schrijver wil je iets leren of uitleggen

Slide 5 - Drag question

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 6 - Drag question

Verdeel de zin in zinsdelen door de raketjes op de plek te zetten waar je nogmaal gesproken een zinsdeelstreep zet. 
In   de    klas    willen   de   meeste   leerlingen   achteraan   zitten.

Slide 7 - Drag question

Inleiding
Middenstuk
Slot

Slide 8 - Drag question

-tje
-etje

-je
-'tje
bikini
trolley
douche
hoed
pony
verhaal
behang
A4

Slide 9 - Drag question

oorzaak-gevolg
reden of argument
opsomming
tegenstelling
voorwaarde
doel-middel
echter
Als
Daarnaast
om   te
want
Daardoor

Slide 10 - Drag question

Vergelijking
Metafoor
Personificatie
De bomen fluisteren zachtjes zijn naam.
Wat een zwijnenstal is het hier!
Jouw kamer lijkt wel een zwijnennstal.

Slide 11 - Drag question

De schrijver vertelt waar de tekst over gaat.
Vaak wordt er een voorbeeld of een grappig verhaaltje opgeschreven
Per alinea wordt nieuwe informatie gegeven over het onderwerp.
(Iedere alinea wordt één vraag beantwoord)
De tekst wordt samengevat, er wordt een conclusie gegeven.
Hierin wordt geen nieuwe informatie meer gegeven.
Inleiding
Middenstuk
Slot

Slide 12 - Drag question

Wat betekenen deze woorden? Zoek de juiste betekenis. Er blijven twee betekenissen over.
tekort
maximaal

hoogstens, ten hoogste

te veel van iets 
te weinig van iets
zorgen dat iets niet gebeurt

Slide 13 - Drag question

10. Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
aanprijzen
gebruikelijke
verschrompelen
aanbevelen
gewone
in elk geval
kleiner en rimpeliger worden
kleiner worden
overdreven aandacht

Slide 14 - Drag question

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 15 - Drag question

18. Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
bijzondere
diverse
passeren
ongewone
heel mooi vinden
sierlijke
op hetzelfde ogenblik
verschillende
voorbijgaan

Slide 16 - Drag question

Woorden die synoniemen zijn
Woorden die antoniemen zijn
zwak-sterk
ziek-gezond
razend-woest
brein-hersenen
traag-langzaam
netjes-slordig

afwezig-absent
present-absent

Slide 17 - Drag question

Huiswerk voor ma 4 dec
Leren blz. 111/112

Taalverzorging
Afspraken en regels van schrijven.
Maken opdracht 2.
Herschrijf de tekst: Het hoogste gebouw van Nederland





Slide 18 - Slide