1. Lees de vraag + antwoorden – Wat betekenen de woorden die je zou kunnen invullen?
- Let op linking words! – and, but, so, because, despite, if, also, or …
- Soms moet je juist een linking word invullen. Zorg er dus voor dat je ze kent.
2. Lees de tekst of alinea. Hoe horen de stukken tekst voor en na het invulstuk bij elkaar? Wat betekenen ze?
- Bijvoorbeeld: De zin voor het invulwoord legt een begrip uit, de zin na het invulwoord geeft een voorbeeld van dat woord. Je bent dus op zoek naar een woord die een voorbeeld aangeeft. ‘For example’ zou dus passen.