This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
8.2 Radioactiviteit
klas 3 Mavo
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Weten wat radioactiviteit is.
Weten wat activiteit is
Weten wat de halveringstijd is
Slide 2 - Slide
Radioactieve straling
Radioactiviteit heeft te maken met het verval van de atoomkern.
Er zijn verschillende soorten radioactieve straling:
Deeltjes: alfa (α) en beta (β)
Energie: gamma (γ)
Slide 3 - Slide
Halveringstijd
De kernen van een isotoop hebben steeds 50% kans om te vervallen. Daarom werken we met een halveringstijd.
Stel de halveringstijd is 8 dagen, dan betekent dat dat na 8 dagen de helft van de stof is vervallen.
Na 16 dagen is nog een keer de helft vervallen.
Na 24 dagen is nog een keer de helft vervallen.
Slide 4 - Slide
Halveringstijd
Dag 0 - 100 % van de stof over.
Dag 8 - 50% van de stof over.
Dag 16 - 25% van de stof over.
Dag 16 - 12,5% van de stof over.
Dag 16 - 6,25% van de stof over.
Je houdt van een radioactieve stof dus nooit 0% over.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Doordringend vermogen
Aangezien radioactieve straling ioniserend is, is het belangrijk hoe diep de straling in een stof doordringt of hoe makkelijk de straling wordt tegen gehouden. We kijken dan naar doordringend vermogen of de dracht.
- Alfa: grote kerndeeltjes, dus klein doordringend vermogen
- Beta: kleine elektronen, dus groter doordringend vermogen
- Gamma: elektromagnetische straling, dus groot doordringend vermogen
Slide 7 - Slide
Bestralen bij tumoren
Uitwendig bestralen
Ioniserende straling maakt de
moleculen in de tumor kapot.
De straling moet ver genoeg
indringen in het lichaam,
dit is dus gammastraling.
Patiënt na bestralen niet radioactief.
Slide 8 - Slide
Medisch onderzoek
1. een tracer wordt in je lichaam gespoten
2. de tracer verspreidt zich door je lichaam en komt aan bij het orgaan dat onderzocht moet worden
3. de gammastraling die de tracer uitzendt komt je lichaam uit en kan met een camera geregistreerd worden
Slide 9 - Slide
Bestralen bij tumoren
Bestraling van binnenuit
Dit kan door een soort zaadje of pil.
De straling moet hoeft maar een klein stukje door het lichaam,
dit is dus alfastraling.
Patiënt na bestralen wel radioactief.
Slide 10 - Slide
Waarom?
Tracer in lichaam laat zien waar het probleem zit.
Slide 11 - Slide
Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3 uur. Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 3 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1
Slide 12 - Quiz
Bepaal de halveringstijd uit de grafiek.
A
5700 jaar
B
5700 dagen
C
5 dagen
D
5 jaar seconden
Slide 13 - Quiz
Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3 uur. Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 6 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1
Slide 14 - Quiz
Is een patiënt na bestraling van buitenaf nog radioactief?
A
Ja
B
Nee
C
Dat kan je niet weten
Slide 15 - Quiz
Alfastraling voor inwendige bestraling en gammastraling voor uitwendige bestraling
A
Juist
B
Onjuist
C
Aliens
Slide 16 - Quiz
Welke soort(en) straling zendt plutonium-241 uit?
A
alfa-straling
B
beta-straling
C
beta- en gamma-straling
D
alfa- en beta-straling
Slide 17 - Quiz
Na uitwendige bestraling van een tumor ben je
A
bestraald
B
besmet
C
beide
D
geen van beide
Slide 18 - Quiz
Doordringend vermogen
Gamma-straling
Alfa-straling
Beta-straling
Slide 19 - Drag question
Na inwendige bestraling van een tumor ben je
A
bestraald
B
besmet
C
beide
D
geen van beide
Slide 20 - Quiz
Wat is de halveringstijd van Cl-37
A
12,7 uur
B
12,7 jaar
C
24 dagen
D
0 sec
Slide 21 - Quiz
Wat is een tracer?
A
Een morfinemedicatie
B
Een slaapmedicatie
C
Een radioactieve merkstof
Slide 22 - Quiz
Bepaal de halveringstijd uit de grafiek.
A
16 dagen
B
8 dagen
C
16 seconden
D
20 seconden
Slide 23 - Quiz
Welke soort(en) straling zendt Cu-64 uit?
A
alfa-straling
B
beta-straling
C
beta- en gamma-straling
D
alfa- en beta-straling
Slide 24 - Quiz
Wat is de halveringstijd van Koper-64
A
12,7 uur
B
12,7 jaar
C
24 dagen
D
24 sec
Slide 25 - Quiz
Bij medisch onderzoek wordt soms een tracer gebruikt.
Een goede tracer:
A
zendt alfastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
B
zendt gammastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
C
zendt alfastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
D
zendt gammastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.