literaire begrippen klas2V

literaire begrippen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

literaire begrippen

Slide 1 - Slide

Met personaal perspectief bedoelen we:
A
de ik-verteller
B
een hij/zij vorm
C
de auctoriale verteller

Slide 2 - Quiz

Met auctoriaal perspectief bedoelen we:
A
de ik-verteller
B
een hij/zij vorm
C
de alwetende verteller

Slide 3 - Quiz

Met vertellend/beleven perspectief bedoelen we:
A
de ik-verteller
B
een hij/zij vorm
C
de auctoriale verteller

Slide 4 - Quiz

Wat betekent chronologisch?
A
hoe lang het verhaal duurt qua tijd
B
in welke tijd het speelt
C
De werkelijkheid verloopt in een vaste volgorde
D
Sprongen naar voren en terug

Slide 5 - Quiz

Wat verstaan we onder ' vertelde tijd'?
A
De tijdsduur in het boek, dus een week een maand etc.
B
hoe dik het boek is
C
een tijdsprong

Slide 6 - Quiz

Met 'moraal van het verhaal' wordt bedoeld:
A
dat iedereen energiek is
B
dat de schrijver een filosoof is
C
dat er een boodschap, een wijze les in zit

Slide 7 - Quiz

... maakt een ontwikkeling door, kenmerk hoort bij?
A
Hoofdpersoon
B
Bijfiguur
C
Allebei

Slide 8 - Quiz

Waar/niet waar? 'ruimte' is belangrijk voor de sfeer in het verhaal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

... is de belangrijkste boodschap van het verhaal
A
Ethiek
B
Motief
C
Thema
D
Moraal

Slide 10 - Quiz

Waar/niet waar? Flashback is een vooruitblik in de tijd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Om een mening te geven over het verhaal en de personages, gebruik je?
A
Een argument
B
Een beoordelingswoord
C
Een mening
D
Een thema

Slide 12 - Quiz

Om uit te leggen waarom je een beoordelingswoord gekozen hebt, gebruik je?
A
Een argument
B
Een beoordelingswoord
C
Een mening
D
Een thema

Slide 13 - Quiz