BS 3.1 Bloed 2V 2021

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Thema 3: de bloedsomloop

Noem minstens 3 dingen die in je bloed zitten

Wat zit er in je bloed?

BS 1 Bloed

Leerdoel Basisstof 1

* Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies

Begrippen BS 1

Bloedplasma

Rode bloedcellen

Witte bloedcellen

Bloedplaatjes

Fibrinogeen

Hemoglobine

Bloedstolling

Fibrine

Trombose

Bloed

55% bloedplasma

45% vaste bestanddelen

(bloedcellen en 

bloedplaatjes) 

Bloedplasma

91% water

7% (plasma) eiwitten

2% opgeloste stoffen in water 

(zuurstof, zouten, voedingsstoffen, 

koolstofdioxide, afvalstoffen)

Plasma-eiwitten

Bijv. fibrinogeen. 

Dit eiwit is nodig voor de bloedstolling.

Bloedcellen en 

bloedplaatjes

 94,2% Rode bloedcellen

0,1% Witte bloedcellen

5,7% Bloedplaatjes

Rode bloedcellen

Bevatten hemoglobine voor het vervoer van zuurstof en koolstofdioxide (CO₂).

Hebben geen celkern.

5.000.000 per ml (mm3)

Een mens heeft 5 liter bloed. Hoeveel rode bloedcellen heeft een mens?

Witte bloedcellen

Hebben een celkern

Hebben geen vaste vorm (kunnen tussen cellen door kruipen)

Maken ziekteverwekkers onschadelijk 

7.000 per ml (mm3)

Witte bloedcellen

Verschillende typen witte bloedcellen met ieder een eigen taak in de afweer (BS5).

Witte bloedcellen

Bij een infectie zorgen witte bloedcellen ervoor dat een bacterie wordt opgeruimd door deze in te sluiten.

Pus (zoals in een puistje) is dode witte bloedcellen met dode bacteriën en vocht.

Bloedplaatjes

Zijn geen cellen maar delen van kapotte cellen 

(dus ook geen celkern)

Zijn betrokken bij de bloedstolling

300.000 per ml (mm3) 

Type bloedcel	Levensduur
Rode bloedcel	120 dagen
Witte bloedcel	2 dagen
Bloedplaatje	10 dagen

Bloedstolling

Fibrinogeen --> fibrinedraden

Bloedplaatjes en rode bloedcellen binden hieraan.

Dat noem je: 

stolling/ korstvorming

Trombose

Als bloed binnen een bloedvat stolt ontstaat een bloedprop. 

Hierdoor kan het bloedvervoer worden afgesloten.

Korstvorming

Een korstje is een mooie afsluiting van een wond. Onder de korst wordt de huid hersteld.

Doel BS 1

* Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies

Welke twee bestanddelen van bloed heb je nodig om bloed te laten stollen?

1. Witte bloedcellen en hemoglobine
2. Rode bloedcellen en fibrinogeen
3. Bloedplaatjes en fibrinogeen
4. Bloedplasma en hemoglobine

Waarom is het handig dat witte bloedcellen tussen cellen door kunnen kruipen?

Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk bestanddeel van bloed
wordt alcohol vervoerd?

1. rode bloedcellen
2. witte bloedcellen
3. bloedplaatjes
4. bloedplasma

Welke bestanddelen in je bloed zorgen er voor dat je bloed bij een wondje een hard korstje wordt?

1. bloedplaatjes
2. witte bloedcellen

Wat is waar over het bloed?

1. Het bloed vervoert voedingsstoffen.
2. Het bloed vervoert afvalstoffen.
3. Het bloed vervoert zuurstof.
4. A,B en C zijn waar.

Welke cellen in het bloed vallen het corona virus aan?

1. Rode bloedcellen
2. Bloedplaatjes
3. Bloedplasma
4. Witte bloedcellen

Ik heb de lesdoelen gehaald

1. Ja
2. Deels
3. Nee

Samenvattingen 

Maak een document aan in Google docs/ Word.

Verzamel hier in alle samenvattingen van de verschillende basisstoffen per hoofdstuk. Dit wordt je leerdocument voor de toets. Je kunt de samenvatting ook in het boek maken en een foto in het document plakken (handig bij schema's).

De samenvatting lever je wekelijks in in Classroom (steeds hetzelfde document dus)

Samenvatting BS 1 (opdracht 4)

Eerst 5 minuten in stilte, daarna mag je overleggen/ vragen stellen.

Als je klaar bent begin je aan de opdrachten (huiswerk)

Huiswerk

Thema 3 Basisstof 1:  5 t/m 10