Les 2: Bijvoeglijk nw + woordjes

We starten in 5 minuten met de les.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Bienvenidos a la clase de español

Slide 3 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Doornemen: Bijvoeglijk nw
C. Doornemen: Woordenschat
E. Afsluiting


Después de la clase...
Ken je de toepassing van bijvoeg nmw in het Spaans 
Ken je de woorden van bron 3.1 
 

Los deberes para la próxima clase:
Lezen:  Bron 3.2 pagina 120
Leren:  Bron 3.1  pagina (Quizlet) pagina 120
Maken: opdracht 13 a, b en c pagina 98
Lesprogramma

Slide 4 - Slide

Registro de asistencia

Slide 5 - Slide

Los deberes
Huiswerk controlen

Slide 6 - Slide

Vocabulario
pagina 120/121
Je kan de woordjes vinden op pagina 120 en 121

Slide 7 - Slide

Herhalen
Woorden
Bron 3.1

Slide 8 - Slide

Combineer de Spaanse woorden met de juiste vertaling in het Nederlands
Los ojos
el pelo rubio
largo
corto
el pelo
las gafas
de ogen
het blonde haar
lang
kort
het haar
he bril

Slide 9 - Drag question

El adjetivo
pagina 30
Je kan de uitleg pagina 30.

Slide 10 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 11 - Open question

Vul een bijvoeglijk naamwoord in het Spaans?

Slide 12 - Open question

El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
- Om mensen of dingen te beschrijven
- Past zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort, in geslacht (mannelijk / vrouwelijk)  en in getal (enkelvoud / meervoud)

Ejemplo:     Anna tiene los ojos marrones -  Ana heeft bruine ogen
                      Erik tiene el pelo- Erik blong haar. 

pagina 30
Je kan het uitleg pagina 30

Slide 13 - Slide

El adjetivo (Bron D)
Bijvoeglijk naamwoorden die te maken hebben met hoeveelheden: 
 - Staan altijd voor het zelfstandig naamwoord:
pagina 30
Je kan de uitleg pagina 30.

Slide 14 - Slide

El adjetivo (Bron D)
pagina 30
Je kan de uitleg pagina 30.

Enkelvoud(singular)

Meervoud (plural)
Mannelijk
Poco
Pocos
Vrouwelijk
Poca

Pocas
weinig
een beetje

Enkelvoud(singular)

Meervoud (plural)
Mannelijk
Otro
Otros
Vrouwelijk
Otra

Otras
een ander/
nog een ander
Tengo poco dinero.
Tengo pocas amigas.
¿Tiene otros colores?
¿Tiene otras amigas? 

Slide 15 - Slide

El adjetivo (Bron D)
pagina 30
Je kan de uitleg pagina 30.

Enkelvoud(singular)

Meervoud (plural)
Mannelijk
medio
medios
Vrouwelijk
media

medias
halve

Enkelvoud(singular)

Meervoud (plural)
Mannelijk
mucho
mucha
Vrouwelijk
muchos
muchas
veel
Tengo poco dinero.
Tengo pocas amigas.
Tengo mucho dinero.
Tengo muchas amigas.

Slide 16 - Slide

El adjetivo (Bron D)
pagina 30
Je kan de uitleg pagina 30.

Enkelvoud(singular)

Meervoud (plural)
Mannelijk
demasiado
demasiados
Vrouwelijk
demasiada
demasiadas

te veel
Tengo demasiado dinero.
Tengo demasiadas amigas.

Slide 17 - Slide

Wat is het bijvoeglijke naamwoord in de zin?
Mi mama tiene poco trabajo.
A
Mi mama
B
poco
C
tiene
D
trabajo

Slide 18 - Quiz

Wat is het bijvoeglijke naamwoord in de zin?
No tengo mucha ropa
A
No
B
mucha
C
tengo
D
ropa

Slide 19 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Los niños tienen demasiados juguetes.
A
Los niños
B
tienen
C
demasiados
D
juguetes

Slide 20 - Quiz


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Los deberes
Het huiswerk

Lezen: bron 3.2 
Leren: bron 3.1  (Quizlet) 
Maken: opdracht 13 a, b en c  pagina 98
 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide