Les 29

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Les 29

Frans 

Programme

• Lesdoelen
• Presentie
• 10 minuten leren
• Oefentoets
• Herhalen:

      - bijvoeglijk naamwoord

      - regelmatig werkwoord

      - vocabulaire

• Afsluiting
• Devoirs

Lesdoelen

Na de les...

...kun je benoemen wat de onregelmatige vormen zijn van het bijvoeglijk naamwoord.

...kun je benoemen wat de algemene regel van het bijvoeglijk naamwoord is. 

...kun je vertellen wat de plek van het bijvoeglijk naamwoord is.

Presentie

Even voorbereiden

10 minuten leren. 

Oefentoets

Laten we even een korte oefentoets met elkaar doen.

max. 30 minuten

Kies uit: la fête - pénible - le lapin - donner - interdit(e) - j'en ai marre - la cusine

Je suis invité à ____________ de ma copine ce soir.

Kies uit: la fête - pénible - le lapin - donner - interdit(e) - j'en ai marre - la cuisine

Dans _________ nous préparons la nourriture.

Kies uit: la fête - pénible - le lapin - donner - interdit - j'en ai marre - la cuisine

L'accès dans ma chambre est __________ pour mon petit frère.

Kies uit: la fête - pénible - le lapin - donner - interdit(e) - j'en ai marre - la cuisine

J'ai joué à la console toute la journée. Maintenant ___________.

Kies uit: la fête - pénible - lapin - donner - interdit(e) - j'en ai marre - la cuisine

Mon animal domestique est un _________, il s'appelle Flappie.

Kies uit: la fête - pénible - le lapin - donner - interdit(e) - j'en ai marre - la cuisine

Ma petite soeur est ___________.

Kies uit: la fête - pénible - le lapin - donner - interdit(e) - j'en ai marre - la cuisine

Il aime __________ des cadeaux à sa petite amie.

Vervoeg het bijvoeglijk naamwoord naar de juiste vorm.

J'habite dans une (vieux) ________________ maison (v).

Vervoeg het bijvoeglijk naamwoord naar de juiste vorm.

Il y a deux (beau) __________________ chambres (v).

Vervoeg het bijvoeglijk naamwoord naar de juiste vorm.

Nous avons aussi un (grand) ______________ jardin.

Vervoeg de juiste vorm van het regelmatig werkwoord op -er:

Mes deux petits frères (partager) ___________ la chambre.

Vervoeg de juiste vorm van het regelmatig werkwoord op -er:

Dans ma chambre, je (rigoler) ___________ avec mes amies.

Vervoeg de juiste vorm van het regelmatig werkwoord op -er:

Dans ma chambre, on (discuter) ___________ aussi beaucoup.

Vervoeg de juiste vorm van het regelmatig werkwoord op -er:

Mes parents (trouver) _________ que je (passer) _________ trop de temps dans ma chambre.

Vervang de naam, de persoon of het ding met il, elle, ils of elles:

Sophie habite dans un village. ______ dans un village.

Vervang de naam, de persoon of het ding met il, elle, ils of elles:

Les copains (m) de Sophie habitent en ville. _____ habitent loin d'elle.

Vervang de naam, de persoon of het ding met il, elle, ils of elles:

Le père de Sophie aime retourner en ville. _______ préfère la ville.

Vervang de naam, de persoon of het ding met il, elle, ils of elles:

La maison de Sophie est grand. _______ est grande.

Oefenen

Jullie hebben nu de mini oefentoets gedaan. Het is nu aan jullie om te bekijken waar je nog extra mee wilt oefenen. Je hebt drie keuzes:

- Oefenen met vocabulaire > slim stampen.

                                of

- Oefenen met bijvoeglijk naamwoord > werkblad.

                                of

- Oefenen met de regelmatige werkwoorden > Blooket.

                             

Devoirs

Leer voor de toets:

Voca A, B, E en F

Les nombres p.96

Phrases Clés C en G

Grammaire D en G