This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Erfelijkheid en Evolutie
DNA technieken
Slide 1 - Slide
Lesverloop
Terugkoppelingsvragen
Uitleg basisstof 6
Kennisvragen
Zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Darwin had het over 'survival of the fittest' Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent
Slide 3 - Quiz
Wie is de grondlegger van de evolutietheorie?
A
Richard Dawkins
B
Stephen Hawking
C
Albert Einstein
D
Chales Darwin
Slide 4 - Quiz
Isolatie is:
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden
Slide 5 - Quiz
Bij een mutatie in welk type cellen zijn de gevolgen het grootst?
A
Bij een mutatie in bloedcellen.
B
Bij een mutatie in geslachtscellen.
C
Bij een mutatie in huidcellen.
Slide 6 - Quiz
Waarvan spreken we als het gaat om het sterkste dier overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie
Slide 7 - Quiz
Hoe noem je het proces dat ervoor zorgt dat organismen van dezelfde soort steeds meer van elkaar gaan verschillen?
A
evolutie
B
evolutietheorie
C
isolatie
D
dat bestaat niet
Slide 8 - Quiz
we spreken van een mutant wanneer
A
een mutatie zichtbaar is in het genotype
B
een mutatie niet zichtbaar is in het genotype
C
een mutatie zichtbaar is in het fenotype
D
een mutatie niet zichtbaar is in het fenotype
Slide 9 - Quiz
Als in een lichaamscel een mutatie plaatsvindt, heeft dit meestal geen gevolgen
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Hoe is verandering van genotype mogelijk?
A
Mutatie
B
Geslachtelijke voortplanting
C
Kunstmatige selectie
D
Alle drie de antwoorden
Slide 11 - Quiz
Met welk dier heeft de giraf het meeste verwantschap?
A
Dwergherten
B
Nijlpaarden
C
Tandwalvissen
D
Baleinwalvissen
Slide 12 - Quiz
Welke dieren hebben de minste verwantschap?
A
Slijmprik en vissen
B
Slijmprik en reptielen
C
Zoogdieren & reptielen
D
Zoogdieren en vogels
Slide 13 - Quiz
Met wie heeft soort B de meeste verwantschap?
A
A
B
C
C
D
D
E
Slide 14 - Quiz
Haaien zijn gewervelde dieren. In de afbeelding zie je een stamboom die de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft volgens de evolutietheorie. welke antwoorden zijn goed?
A
Haaien zijn eerder ontstaan dan beenvissen.
B
Beenvissen zijn meer verwant aan haaien dan
aan amfibieën.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet
Slide 15 - Quiz
Sleep de juiste afbeelding naar de bijbehorende structuur.
overeenkomst in bouw
overeenkomst in functie
Rudimentair
Slide 16 - Drag question
DNA-technieken
Slide 17 - Slide
Lesdoelen
Na deze les weet je welke DNA technieken er zijn.
Slide 18 - Slide
DNA-technieken
We lopen een aantal DNA-technieken langs
Genetische modificatie
CRISPR-CAS
DNA-tests
Slide 19 - Slide
Recombinant-DNA-techniek
Bij recombinant DNA techniek wordt DNA van meerdere organismen met elkaar gemengd.
Slide 20 - Slide
Genetische modificatie
Het aanpassen van erfelijke eigenschappen bij organismen door de mens wordt genetische modificatie genoemd.
Een genetisch gemodificeerd organisme noem je transgeen.
Slide 21 - Slide
Genetisch modificatie
Slide 22 - Slide
Crispr-Cas
Bij crispr-cas worden gericht wijzigingen aangebracht in genen van een organisme.
Dat noem je met een Engels woord gene editing.
Crispr-Cas wordt gebruikt voor gen therapie.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Voorbeeld: CRISPR-CAS
Wijzigen van bestaande genen in organisme. (Noemen we ook wel gene editing)