L'imparfait

Explication l'imparfait

Objectifs:
Conjuguer les verbes réguliers à l'imparfait
Conjuguer le verbe être à l'imparfait
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Explication l'imparfait

Objectifs:
Conjuguer les verbes réguliers à l'imparfait
Conjuguer le verbe être à l'imparfait

Slide 1 - Slide

L'imparfait = ovt

Wat is de onvoltooide tijd eigenlijk?

Slide 2 - Slide

Geef een voorbeeld van de ovt in het Nederlands

Slide 3 - Open question

Hoe maak je die in het Frans?
Regel:
  1. nous-vorm         regardons
  2. ons eraf halen       regard
  3. uitgang erachter plakken:   
                   ais/ais/ait/ions/iez/aient

Slide 4 - Slide

Dus:
regarder
ik keek             = je regardais
jij keek             = tu regardais
hij/zij keek      = il/elle regardait
wij keken        = nous regardions
jullie keken     = vous regardiez
zij keken         = ils/elles regardaient

Slide 5 - Slide

De regel: nous-vorm min ONS 
geldt voor alle werkwoorden!!
Behalve?

Slide 6 - Slide

Uitzondering: être
Stap 1: Nous vorm = sommes
Stap 2: - ons eraf
Euh....Dat gaat niet :(

Slide 7 - Slide

De stam van être = ét
Dus:
j'étais = ik was
tu étais = jij was
il était = hij was
nous étions = wij waren
vous étiez = jullie waren/u was
ils étaient = zij waren

Slide 8 - Slide

je prépare
nous trouvions
vous étiez
elle a rencontré
avait
passé composé
le présent
imparfait

Slide 9 - Drag question

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 10 - Drag question

Koppel de persoonlijke voornaamwoorden aan het juiste werkwoord.
avait
parlais
habitions
faisaient
étais
achetiez
tu
nous
ils
vous
il
je

Slide 11 - Drag question

Wanneer gebruik je de imparfait?

Slide 12 - Open question

Welke regel is er om deze te maken?

Slide 13 - Open question

Wat zijn de uitgangen?

Slide 14 - Open question

Er is één uitzondering op de regel. Welk werkwoord is dat?

Slide 15 - Open question

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
Nous allions
B
Nous chantons
C
Elle allait
D
Je voulais

Slide 16 - Quiz

Wat is de imparfait van être?
ik was =
A
je sommais
B
je sommerai
C
j'étais
D
j'éterais

Slide 17 - Quiz

Je (trouver, imparfait)
A
trouvait
B
trouve
C
trouvais
D
trouvai

Slide 18 - Quiz

Je (perdre, imparfait)
A
perdait
B
perdais
C
perdai
D
perdrai

Slide 19 - Quiz

Je (choisir, imparfait)
A
choisais
B
choisissiais
C
choisissais
D
choisissai

Slide 20 - Quiz

Imparfait. Il (jouer)
A
jouais
B
jouait

Slide 21 - Quiz

elles (parler, imparfait)
A
parlent
B
parlait
C
parle
D
parlaient

Slide 22 - Quiz

vetaal: ik praatte (imparfait)
A
je parlait
B
je parlais
C
je parle
D
j'ai parlé

Slide 23 - Quiz

Zet in de imparfait
on (avoir)
A
on avais
B
on avoirait
C
on avait
D
on avions

Slide 24 - Quiz

Fais une petite phrase avec un imparfait

Slide 25 - Open question

Au travail:
ex. 9ab, 10abcd,12, 14a  (liste avec 6 activités)

Slide 26 - Slide