Oefenopdrachten SO H2

Oefenopdrachten SO H2
Oefenopdrachten over par. 2.1 en 2.2
Maak gebruik van je boek als je er niet uitkomt.
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenopdrachten SO H2
Oefenopdrachten over par. 2.1 en 2.2
Maak gebruik van je boek als je er niet uitkomt.

Slide 1 - Slide

De bergen in Griekenland zorgden ervoor dat mensen niet makkelijk contact met elkaar hadden.  
Egypte
stadstaten
polis
Daardoor ontstond er niet één groot rijk zoals
In plaats daarvan waren er allemaal verschillende 
Zo’n stadstaat noemden de Grieken een

Slide 2 - Drag question

Landbouw
De Grieken verbouwden graan, druiven en olijven.
Handel
De Grieken verkochten wijn, olijfolie en aardewerk.
Onderwijs
Vrouwen waren ondergeschikt aan hun mannen.
Alleen jongens gingen in de polis (= Griekse woord voor stad) naar school.
Tempels
De Akropolis is het hoogste punt in de stad.
Hier staan de belangrijkste tempels en is het in tijd van oorlog veilig.
Agora
De agora is het Griekse woord voor marktplein/vergaderplaats.

Slide 3 - Slide

Wat is een stadstaat?

Slide 4 - Open question

Democratie hoort bij:
A
Athene
B
Sparta
C
Les van Holland
D
Stemmen welke leraar er verbannen moet worden

Slide 5 - Quiz

Waarom kregen ook vrouwen een harde opvoeding in Sparta? (Spartaanse opvoeding)

Slide 6 - Open question

In Sparta hadden ze een:
A
Democratie
B
Tirannie
C
Aristocratie
D
Monarchie

Slide 7 - Quiz

De Peloponnesische Oorlog werd gevoerd tussen................?
A
Sparta en Korinthe
B
Sparta en Athene
C
Athene en Rhodos
D
Athene en Pella

Slide 8 - Quiz

Wat is polytheïsme?

Slide 9 - Open question

Sparta
Athene
Democratie
Kunst en cultuur
Slaven
Monarchie
Zware opvoeding
Slaven

Slide 10 - Drag question

Noem twee verschillen tussen Sparta en Athene...

Slide 11 - Open question

Uit welk land kwam de koning die de baas werd over alle Griekse stadstaten?

Slide 12 - Open question

De oude Grieken leefden in:
A
de Prehistorie
B
de Oudheid
C
de Vroegmoderne tijd
D
de Middeleeuwen

Slide 13 - Quiz

Welk bestuur had de stad Athene?
A
Keizer
B
Democratie
C
Adel
D
Koning

Slide 14 - Quiz

Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert

Slide 15 - Quiz

I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet.
II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist

Slide 16 - Quiz

Wie mochten meebeslissen in de Atheense democratie?

A
slaven
B
vreemdelingen
C
vrouwen
D
mannen

Slide 17 - Quiz

In Athene kreeg je burgerrecht als...
A
Je in Athene geboren was
B
Je vader in Athene geboren was
C
Je beide ouders in Athene geboren waren
D
Je moeder in Athene geboren was

Slide 18 - Quiz

De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen

Slide 19 - Quiz