Hormonen en zenuwstelsel

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg
1 / 14
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg

Slide 1 - Drag question

<Binnen het centrale zenuwstelcel
< Aangesloten op een spier
Schakelcel
Bewegingszenuwcel
Gevoelszenuwcel

Slide 2 - Drag question

Van welk type zenuwcel is de uitloper in de afbeelding?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen

Slide 3 - Quiz

Wat is de belangrijkste functie van de kleine hersenen?
A
Coördinatie
B
Ruimtelijk inzicht
C
Moeilijke problemen oplossen

Slide 4 - Quiz

Hormonen zijn:
A
Regelstoffen
B
Voedingsbestanddelen
C
Geslachtskenmerken
D
hormoonklieren

Slide 5 - Quiz

Wat regelen de hormonen uit de alvleesklier?
A
adrenaline in je bloed
B
hoeveelheid suiker in je bloed
C
geven hormonen af
D
zorgen voor verbranding

Slide 6 - Quiz

Hypofyse
Schildklier
Bijnieren
Eilandjes van langerhans
Teelballen

Slide 7 - Drag question

Wat regelen de hormonen uit de eilandjes van langerhans?
A
adrenaline in je bloed
B
hoeveelheid suiker in je bloed
C
geven hormonen af
D
zorgen voor verbranding

Slide 8 - Quiz

De hypofyse hoort bij het
A
Zenuwstelsel
B
Spierstelsel
C
Hormoonstelsel
D
Voortplantingsstelsel

Slide 9 - Quiz

Hypofyse
Bijnieren
Eilandjes van Langerhans
Schildkli
Adrenaline
Insuline
Glucagon
Groeihormoon
Hormoon voor verbranding
Hormoon dat schildklier aanzet

Slide 10 - Drag question

Hormonen worden vervoert door je bloed
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Teveel aan glucose in je bloed wordt opgeslagen in de vorm van glycogeen. Waar in je lichaam is glycogeen opgeslagen?
A
spieren en huid
B
spieren en lever
C
lever en huid
D
alleen in de lever

Slide 12 - Quiz

Wat klopt niet over adrenaline?
A
Het laat het hart langzamer kloppen.
B
Het laat het hart sneller kloppen.
C
Je gaat er sneller door ademen.
D
Je bloeddruk gaat er door omhoog.

Slide 13 - Quiz

wat gebeurt er wanneer de schildklier te veel schildklierhormoon aanmaakt?
A
de persoon krijgt veel meer honger
B
persoon wordt rusteloos en vermagert
C
de persoon krijgt minder honger
D
de persoon wordt rustig en komt aan

Slide 14 - Quiz